Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 5 december 2023
ECLI:NL:GHARL:2023:10310
Feiten
Werknemer is met ingang van 15 september 1980 werkzaam bij Wacker Neuson B.V. (hierna: Wacker Neuson). Op het moment van het ontslag op staande voet verdiende hij € 2.822,52 bruto per maand, te vermeerderen met een toeslag van gegarandeerd variabel € 1.250 bruto per maand en een auto van de zaak die ook privé mag worden gebruikt. Werknemer heeft in 2021 aan Wacker Neuson laten weten dat hij om verschillende privéredenen zijn werkzaamheden wilde gaan afbouwen. Afgesproken werd dat hij per 1 oktober 2021 vier dagen per week zal gaan werken en dat hij een ander takenpakket zou krijgen. Toen is zijn salaris navenant verlaagd. Hij behield echter hetzelfde takenpakket omdat er nog geen opvolger voor hem was. Partijen hebben medio 2022 gesproken over een conceptvaststellingsovereenkomst (VSO). In dezelfde periode heeft Wacker Neuson een boekenonderzoek gedaan naar de verhuurafdeling waarvan werknemer leidinggevende is. Tijdens de onderhandelingen over de VSO is daarom op verzoek van Wacker Neuson een finalekwijtingsbeding opgenomen met daarin het voorbehoud dat de finale kwijting niet ziet op eventuele onregelmatigheden die mogelijk uit het thans lopende (boeken)onderzoek naar voren komen. Werknemer heeft hiermee ingestemd. Ondertekening van de VSO ondanks verschillende verzoeken van werknemer blijft uit. Op 25 november 2022 is werknemer na een bespreking met zijn leidinggevenden op staande voet ontslagen omdat er verschillende onregelmatigheden in de administratie zijn ontdekt, die werknemer volgens Wacker Neuson vakkundig verborgen heeft gehouden. In eerste aanleg is Wacker Neuson op verzoek van werknemer veroordeeld om aan hem de transitievergoeding (€ 57.760,98 bruto), de gefixeerde schadevergoeding (€ 16.290,08 bruto) en een billijke vergoeding (€ 40.000 bruto en ook € 2.751 netto wegens pensioenschade) te betalen met toewijzing van enige nevenverzoeken. Wacker Neuson is van mening dat sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet zodat alle verzoeken van werknemer door het hof alsnog moeten worden afgewezen met tevens het verzoek om de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring van de beschikking van de kantonrechter te schorsen tot in hoger beroep is beslist.
Oordeel
Het ontslag op staande voet is niet onverwijld gegeven
Het hof overweegt als volgt. Uit de aanpassing van de VSO in de eerste helft van oktober 2022 volgt dat Wacker Neuson bezig was met een boekenonderzoek en dat de bevindingen daarvan nadelig konden zijn voor werknemer. Een andere reden om het kwijtingsbeding aan te passen is volgens het hof niet goed denkbaar, temeer omdat werknemer voor alle verhuurtransacties eindverantwoordelijk is en hij daarom altijd in het onderzoek betrokken zou zijn. Het hof overweegt dat uit deze omstandigheden volgt dat Wacker Neuson in ieder geval in de eerste helft van oktober 2022 meende concrete aanwijzingen te hebben van aan werknemer te verwijten onregelmatigheden zodat de grootst mogelijke voortvarendheid in het verdere onderzoek naar het oordeel van het hof noodzakelijk was. In plaats daarvan heeft Wacker Neuson de zaak op zijn beloop gelaten. Zij heeft daarbij werknemer aan het lijntje gehouden wat betreft de ondertekening van de VSO, zodanig dat Wacker Neuson de daarin vermelde ingangsdatum van vrijstelling van werkzaamheden zelfs liet verstrijken. Het hof is van oordeel dat deze handelwijze van Wacker Neuson in strijd is met de door de jurisprudentie vereiste grootst mogelijke voortvarendheid, met als conclusie dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven.
De dringende redenen zijn niet komen vast te staan
In haar verweerschrift in incidenteel appèl gaat Wacker Neuson in op een aantal andere incidenten die haar na het ontslag op staande voet zijn gebleken en waaruit volgens haar blijkt dat werknemer al veel eerder fraudeerde. Op deze incidenten heeft zij zich bij de kantonrechter niet beroepen. Het hof overweegt dat deze stellingen in een te late fase van de procedure aan de orde zijn gekomen en ook strijdig zijn met de tweeconclusieregel die ook in verzoekschriftprocedures geldt. Het hof oordeelt dat dit strijdig is met de goede procesorde zodat het hof met deze incidenten bij de beoordeling geen rekening houdt. Het hof overweegt dat frauduleus handelen veronderstelt dat werknemer door opzettelijk handelen zichzelf bevoordeelt. Hiervan is niets gebleken. Frauduleus handelen kan er ook op gericht zijn dat werknemer erop uit was een derde te bevoordelen. Dat is onwaarschijnlijk volgens het hof omdat dan de vraag rijst waarom hij dat zou doen zonder zelf baat te hebben van zijn handelingen en deze voor de hand liggende vraag is onbeantwoord gebleven. Voor zover Wacker Neuson stelt dat de vijf casus, ook zonder het element van opzet (“fraude” en “vakkundig verborgen heeft gehouden”) als dringende reden hebben te gelden oordeelt het hof dat de vijf casus hooguit een aanleiding zijn om in een gesprek met werknemer zijn functioneren aan de orde te stellen. Ook de persoonlijke omstandigheden van werknemer staan aan een rechtsgeldig ontslag in de weg. Het hof oordeelt dat de dringende redenen niet zijn komen vast te staan en dat ook om deze reden het ontslag op staande voet nietig moet worden geoordeeld. Dat betekent dat de bezwaren van Wacker Neuson tegen de beschikking van de kantonrechter ongegrond zijn.
Billijke vergoeding
Werknemer is van oordeel dat de billijke vergoeding moet worden vastgesteld op € 164.637,36 bruto, althans € 80.000 bruto. Het hof is van oordeel dat duidelijk is dat werknemer door het hoger beroep meer schade lijdt dan waarmee de kantonrechter rekening heeft kunnen houden. Hij heeft zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog en heeft voor een particulier die qua inkomen is aangewezen op een WW-uitkering zeer aanzienlijke advocaatkosten moeten maken. Dat leed en die kosten hadden kunnen worden voorkomen als Wacker Neuson zich anders zou hebben opgesteld. Daarom wordt de billijke vergoeding vastgesteld op € 50.000 bruto.