Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Verpleeghuis Salem/werkneemster
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 5 december 2023
ECLI:NL:GHDHA:2023:2471
Rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst door arbeidsongeschikt werkneemster gelet op haar uitlatingen en haar handelingen. Gerechtvaardigd vertrouwen dat werkneemster de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen.

Feiten

Werkneemster is in 2009 in dienst getreden bij Stichting Verpleeghuis Salem (hierna: Salem). Op 1 december 2020 heeft werkneemster zich ziek gemeld in verband met een positieve coronatest. Op 7 januari 2021 heeft werkneemster tijdens een telefoongesprek aan haar leidinggevende laten weten dat zij wilde stoppen bij Salem. Via een e-mail aan haar collega’s en haar leidinggevende heeft werkneemster schriftelijk haar ontslag ingediend. Werkneemster heeft op 15 januari 2021 haar sleutels en uniformen ingeleverd. Op 26 januari 2021 heeft werkneemster aangegeven dat zij niet eenzijdig per (direct) uit dienst gaat bij Salem en dat deze afspraken niet zijn gemaakt. Werkneemster gaf aan ontslag te willen nemen met wederzijds goedvinden nadat zij van corona is hersteld. Op 15 februari 2021 heeft werkneemster bevestigd dat zij zich nooit beter heeft gemeld en nog steeds niet beter is vanwege corona. Salem heeft van het dienstverband met werkneemster een eindafrekening opgemaakt per 14 januari 2021. Werkneemster heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij haar dienstverband niet wilde beëindigen en dat haar wil en verklaring niet overeenkwamen. Salem had de verklaring van werkneemster niet mogen opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd en dat Salem het loon van werkneemster moet doorbetalen. Salem heeft hoger beroep ingesteld. 

Oordeel 

Naar het oordeel van het hof zijn de e-mail van 7 januari 2021 van werkneemster aan haar collega’s, waaronder haar leidinggevende, en de e-mail van werkneemster aan Salem van 8 januari 2021 niet voor enig misverstand vatbaar. In de eerste e-mail schrijft zij: “Ik heb weloverwogen, samen met echtgenoot besloten mijn ontslag in te dienen binnen Salem.” En in de tweede, van een dag later: “Bij deze dien ik schriftelijk mijn ontslag in binnen Salem. Gister hebben we dit telefonisch besproken. Ik hoor graag wat de opzegtermijn is.” Gelet op de gekozen bewoordingen van beide e-mails is het hof van oordeel dat werkneemster duidelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard dat zij haar dienstverband wenste te beëindigen. Salem heeft toegelicht dat volgens haar in het telefoongesprek is besproken dat werkneemster het dienstverband zo snel mogelijk wenste te beëindigen en dat zij haar hierin tegemoet is gekomen door afspraken te maken. Die mailwisseling en de gang van zaken daarna kan naar het oordeel van het hof niet anders worden uitgelegd dan dat werkneemster per direct wilde stoppen en dat haar leidinggevende daarmee heeft ingestemd, in zoverre dat hij met werkneemster daarna heeft afgesproken dat het dienstverband op 15 januari 2021 zou eindigen. Daarover hebben hij en werkneemster afspraken gemaakt die zij is nagekomen. Salem had niet moeten onderzoeken of werkneemster daadwerkelijk haar dienstverband wilde beëindigen. Gelet op de uitdrukkelijke tekst van de e-mails van werkneemster en haar handelen daarna, volgt naar het oordeel van het hof dat Salem er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij de overeenkomst wenste op te zeggen. Nu de arbeidsovereenkomst door opzegging door werkneemster is beëindigd, is Salem met ingang van 15 januari 2021 geen loon meer verschuldigd.