Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 8 december 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:11805
Feiten
APM Terminals Maasvlakte II B.V. (hierna: APM) is een volautomatische containerterminal gelegen op de Tweede Maasvlakte. Bij APM wordt 24 uur per dag tijdens vaste diensten en tijden gewerkt. De OR van APM bestaat uit tien leden. Het dagelijks bestuur van verweerster bestaat uit drie leden, die volledig zijn vrijgesteld van hun reguliere werkzaamheden met behoud van het volledige salaris. Vanwege de toekomstige uitbreiding van APM is een voorbereidingscommissie ingesteld. Deze commissie bestaat uit vier leden die ook tijdelijk volledig zijn vrijgesteld van hun reguliere werkzaamheden. APM heeft haar eigen ondernemings-cao: de Cao voor MVII. Dit is een standaard-cao. Op 2 februari 2023 is tussen APM, FNV Havens en CNV Vakmensen een onderhandelingsresultaat tot stand gekomen voor een nieuwe cao met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024. Het onderhandelingsresultaat is nog niet aangemeld als cao. In het onderhandelingsresultaat is overeengekomen dat de pauzeregeling uit artikel 23 van de cao met ingang van 1 januari 2023 wijzigt. In het onderhandelingsresultaat is vanwege deze wijziging een compensatieregeling overeengekomen op basis waarvan een eenmalige uitkering van € 1.250 bruto kan worden toegekend. Vijf leden van de OR hebben deze eenmalige uitkering niet ontvangen. Lid 6 is niet (volledig) werkzaam in de volcontinu en zou ook als hij niet volledig zou zijn vrijgesteld geen aanspraak kunnen maken op de eenmalige uitkering. De overige vier vrijgestelde OR-leden (lid 1, lid 2, lid 4 en lid 5), zouden wel recht hebben op de eenmalige uitkering als zij niet volledig zouden zijn vrijgesteld van hun reguliere werkzaamheden. De OR verzoekt onder meer te bepalen dat verweerster gevolg dient te geven aan artikel 21 WOR door benadelingen (te weten: het niet aanspraak kunnen maken op de eenmalige uitkering) ongedaan te maken.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt allereerst dat de OR ontvankelijk is in zijn verzoeken. Het standpunt van APM dat de OR niet ontvankelijk zou zijn vanwege het feit dat de definitieve cao-tekst nog niet is vastgesteld en aangemeld, wordt verworpen nu APM zelf al uitvoering heeft gegeven aan bepaalde afspraken uit het onderhandelaarsakkoord, met name wat betreft de eenmalige uitkering. Nu APM heeft aangegeven dat zij niet van plan is om de twee extra verlofdagen vanaf 2024 aan de vrijgestelde OR-leden toe te kennen, heeft de OR het recht om nu al deze kwestie aan de kantonrechter voor te leggen, en is het niet nodig om te wachten tot de cao officieel is aangemeld. Het gaat hier niet om de voorwaarden of naleving van de nieuwe cao-afspraak, maar om de positie van de vrijgestelde OR-leden. Enkele OR-leden zijn op verzoek van APM gestopt met hun reguliere werkzaamheden in verband met werkzaamheden voor de OR. Vanwege deze OR-werkzaamheden zijn de leden vrijgesteld van avond- en nachtdiensten. APM heeft deze vrijgestelde OR-leden benadeeld door hen niet te betrekken bij de totstandkoming van de compensatieregeling voor de wijziging van het schafttijdvenster. Hierdoor kunnen de vrijgestelde OR-leden geen aanspraak maken op een eenmalige uitkering en twee extra verlofdagen vanaf 2024. Het verweer van APM dat de vrijgestelde OR-leden geen nachtdienst draaien en daarom niet gecompenseerd hoeven te worden, wordt verworpen. Andere werknemers die ook geen nachtdienst draaien, hebben namelijk wel een eenmalige uitkering ontvangen. De kantonrechter concludeert dat er voldoende oorzakelijk verband is tussen de benadeling en het lidmaatschap van de OR. De kantonrechter geeft APM in overweging om de benadeling weg te nemen en overleg te zoeken met de vakbonden. Tot slot wordt het verzoek van de OR toegewezen: APM wordt verplicht om de benadeling van de vrijgestelde OR-leden ongedaan te maken.