Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/G4S
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 4 juni 2021
ECLI:NL:RBNNE:2021:2347
Ontbindende voorwaarde niet in strijd met gesloten stelsel van ontslagrecht. Anders dan werkgever meent, bestaat wel recht op transitievergoeding als gevolg van het niet voortzetten van het dienstverband na einde van rechtswege.

Feiten

Werknemer is sinds 18 mei 2011 in dienst van G4S tegen een brutomaandsalaris van laatstelijk € 2.321,04 exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. In de arbeidsovereenkomst is een ontbindende voorwaarde opgenomen inhoudende dat werknemer over een geldige veiligheidspas beschikt. Ingeval de veiligheidspas door de daartoe bevoegde instantie tussentijds wordt ingetrokken, dan eindigt het dienstverband van rechtswege. De cao bepaalt dat een werkgever een werknemer slechts in dienst mag nemen en houden, indien de werknemer in het bezit is van toestemming van de overheid om de functie van beveiliger uit te oefenen. Eind december is werknemer in voorlopige hechtenis gesteld, maar die is kort daarna opgeheven. Op 4 februari 2021 heeft werknemer een besluit van de korpschef ontvangen met de mededeling dat de Wbpr-toestemming om voor G4S werkzaamheden te verrichten per direct is ingetrokken wegens de nog immer bestaande verdenking van poging tot doodslag. Als gevolg van de intrekking van de Wbpr-toestemming heeft de beveiligingspas van werknemer zijn geldigheid verloren. Nadat G4S daarvan op de hoogte raakt, laat zij aan werknemer weten dat de ontbindende voorwaarde in vervulling is gegaan, waardoor zijn arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd. Werknemer heeft bij brief geprotesteerd, het standpunt betrokken dat de ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig is én dat deze niet in vervulling is gegaan alsmede bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef. Daarop is nog niet beslist en de strafzaak tegen werknemer loopt nog. Werknemer verzoekt financiële vergoedingen.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De Wpbr voorziet in waarborgen voor de kwaliteit en de betrouwbaarheid van particuliere beveiligingsorganisaties. Op grond van artikel 7 lid 2 Wpbr, paragraaf 3.1 Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019  en de cao Particuliere beveiligingsorganisaties mag een veiligheidsorganisatie geen personen te werk stellen zonder toestemming van de korpschef. Uit deze regelgeving volgt dat, ook al zou werknemer bepaalde werkzaamheden uit kunnen voeren zonder zijn veiligheidspas, hij geen werkzaamheden voor G4S mag verrichten. Zijn arbeidsovereenkomst is daarmee feitelijk ‘inhoudsloos’ geworden. Daarnaast komt het verlies van de toestemming voor risico van werknemer. Hij heeft immers zelf de verdenking op zich geladen dat hij zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De stelling dat voor de hand ligt dat hij wordt vrijgesproken, is niet nader onderbouwd. Werknemer is nog steeds verdachte en opheffing van de voorlopige hechtenis doet daar niets aan af. Ook de stelling dat sprake is van een subjectieve beoordeling van G4S wordt gepasseerd. Op grond van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat de ontbindende voorwaarde niet met het wettelijk stelsel van het ontslagrecht is te verenigen. Werknemer heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de voorwaarde ook niet definitief is vervuld, omdat nog niet is beslist op bezwaar. De rechtbank volgt werknemer hier onder verwijzing naar een arrest van het hof niet. De arbeidsovereenkomst van werknemer is dus van rechtswege geëindigd. Geen recht bestaat op een billijke vergoeding, maar, anders dan G4S meent, wel op de transitievergoeding (€ 8.190,27). De verwijzing van G4S naar een uitspraak van de kantonrechter Utrecht, waarin geen transitievergoeding werd toegekend omdat de voor de functie vereiste toestemming niet door werkgever was ingetrokken en de arbeidsovereenkomst dus niet door werkgever was beëindigd, gaat niet op. Dit oordeel is niet in lijn met de wet, omdat ook recht op transitievergoeding bestaat bij het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst na een einde van rechtswege.