Naar boven ↑

Rechtspraak

VOF/werkneemster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 4 januari 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:46
Geschil over invulling re-integratietraject. Toewijzen loonvordering in kort geding na loonopschorting nu werkgeefster geen bedrijfsarts heeft ingesteld. Dat werkneemster wel op vakantie kon gaan, betekent niet dat zij ook kan werken.

Feiten

De vof is in verzet gekomen tegen het vonnis van de kantonrechter van 10 augustus 2023 waarin de vorderingen van werkneemster zijn toegewezen. De vof vordert van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling te worden ontheven en om de vordering van werkneemster alsnog af te wijzen. Werkneemster is op 1 november 2019 in dienst getreden bij de vof voor 4,5 uren per week. Op 27 maart 2023 heeft werkneemster zich ziek gemeld. De vof heeft geen bedrijfsarts ingeschakeld. De vof stelt dat werkneemster niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, nu zij geen deskundigenoordeel van het UWV in het geding heeft gebracht. Volgens werkneemster kan van haar niet worden verwacht een second opinion over te leggen bij de eerdere mondelinge behandeling, nu dit in een kort geding niet van haar kan worden gevergd. Er was alleen een geschil over de invulling van het re-integratietraject. Een deskundigenoordeel van het UWV had daar geen verandering in gebracht. Volgens de vof heeft werkneemster geen recht op doorbetaling van het loon, nu zij niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan door op vakantie te gaan. Omdat werkneemster niet heeft meegewerkt aan haar re-integratie, heeft de vof terecht het loon opgeschort. Voor zover het loon niet terecht is opgeschort, is een te hoog bedrag aan loon gevorderd en geïncasseerd. Werkneemster stelt dat zij zich heeft gehouden aan haar re-integratieverplichtingen. De vof heeft echter geen bedrijfsarts ingeschakeld zodat het re-integratietraject niet is gestart.

Oordeel 

De kantonrechter acht zich bevoegd de zaak te behandelen, nu de verstekzaak alleen om organisatorische redenen op een andere zittingslocatie is behandeld en de kantonrechter in het hele arrondissement van de rechtbank is bevoegd zaken te behandelen. Ten tijde van het instellen van de loonvordering is de ziekte van werkneemster niet betwist zodat werkneemster geen deskundigenoordeel over hoefde te leggen. Bovendien geldt de verplichting tot overlegging van een deskundigenoordeel niet in een kortgedingprocedure. Verder is een loonvordering in beginsel per definitie spoedeisend. Volgens de kantonrechter is het in overleg treden over haar belastbaarheid en re-integratie geen redelijk voorschrift in de zin van artikel 7:629 lid 1 BW. Artikel 14 lid 1 onder b van de Arbeidsomstandighedenwet schrijft immers voor dat de vof werkneemster had moeten aanmelden bij een bedrijfsarts om een advies te krijgen over haar ziekte en haar mogelijkheden tot re-integratie. Werkneemster was dus niet verplicht in overleg te treden met de vof. Het enkele feit dat werkneemster wel op vakantie kon gaan, betekent niet dat zij ook kan werken. De vof heeft onterecht het loon niet doorbetaald, zodat de vordering tot loondoorbetaling en de bijbehorende nevenvorderingen van werkneemster toewijsbaar zijn.