Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 december 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:12182
Feiten
Werknemer is in dienst van Esmea Techniek B.V. (hierna: Esmea) en eist in kort geding betaling van achterstallig loon, te weinig betaalde overuren en reisuren en een ten onrechte ingehouden bedrag. Esmea is niet verschenen en tegen haar is verstek verleend.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van werknemer volgt dat deze spoed aanwezig is. De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is (artikel 139 Rv). Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure het gevorderde wordt toegewezen, omdat Esmea de eis niet heeft betwist. Esmea wordt veroordeeld om aan werknemer te betalen € 426,38 netto aan achterstallig loon, € 315,22 bruto aan overuren, € 1.872,35 bruto aan reisuren en € 1.644,14 bruto (een ten onrechte ingehouden bedrag). Esmea wordt in de proceskosten veroordeeld.