Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 13 december 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:6981
Bedrijfsarts in opleiding dient een bedrag van € 50.702,24 aan kosten opleiding en opleidingsuren terug te betalen aan voormalig werkgeefster. De supervisiekosten hoeft werknemer niet terug te betalen, omdat het studiekostenbeding hierover niet voldoende duidelijk en transparant is.

Feiten

Werkgeefster is een gecertificeerde arbodienst en opleidingsinstelling en biedt voor basisartsen die bedrijfsarts willen worden, opleidingsplaatsen tot aios (arts in opleiding tot specialist) aan. Werknemer heeft op 28 april 2020 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met werkgeefster getekend, op basis waarvan hij per 1 juni 2020 bij werkgeefster in dienst is getreden als aios bedrijfsgeneeskunde voor 40 uur per week. Over de kosten is in de schriftelijke arbeidsovereenkomst een studiekostenbeding (artikel 16) opgenomen. Werknemer is in mei 2020 gestart met de opleiding tot geregistreerd bedrijfsarts. Eind januari 2022 heeft werknemer aan werkgeefster gevraagd naar de omvang van de studiekosten omdat hij het voornemen had de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Werknemer heeft hierop geen reactie ontvangen. Op 24 februari 2022 heeft werknemer in een gesprek met de directeur van werkgeefster en zijn supervisor gemeld dat hij het voornemen had de arbeidsovereenkomst op te zeggen en voor zichzelf te beginnen als bedrijfsarts (in opleiding), waarbij hij werkgeefster heeft gevraagd naar de omvang van de studiekosten. Werkgeefster kon op dat moment niet zeggen hoe hoog de studiekosten waren, maar heeft toen wel laten weten dat de terug te betalen studiekosten hoog zouden zijn. Werknemer heeft op 28 februari 2022 de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 april 2022. Werkgeefster heeft werknemer op 15 maart 2022 een factuur gestuurd voor de opleidingskosten van € 92.809,15. In deze procedure staat de vraag centraal of werknemer op basis van het studiekostenbeding in de arbeidsovereenkomst de door werkgeefster gemaakte studiekosten volledig moet terugbetalen omdat hij de arbeidsovereenkomst tijdens de opleiding heeft opgezegd.

Oordeel

Geen van partijen heeft verdedigd dat sprake is van nietigheid van het studiekostenbeding op grond van artikel 7:611a lid 4 BW. De kantonrechter kan partijen daarin volgen. In deze zaak is er geen reden om ambtshalve tot een andere conclusie te komen. Voor zover werknemer van het studiekostenbeding geen juiste voorstelling van zaken had, dient deze omstandigheid gelet op de kennis en kunde die bij werknemer mocht worden verondersteld – nu hij in dienst wilde treden als bedrijfsarts in opleiding – voor rekening van werknemer te komen. Het beroep op vernietigbaarheid van het studiekostenbeding op grond van dwaling slaagt dus niet. Werkgeefster heeft de hoogte van de terug te vorderen opleidingskosten tijdens de procedure verlaagd naar € 88.712,91. De kosten bestaan uit drie categorieën: opleidingsuren werktijd, kosten opleiding en supervisiekosten. Op grond van de tekst van artikel 16.1 onder d en artikel 16.2 van het studiekostenbeding moet het voor werknemer voldoende duidelijk zijn geweest dat met de uren die hij onder werktijd aan de opleiding heeft besteed, ook de opleidingsdagen vallen. Op grond van het bij hem bekende uurloon kon werknemer vooraf een inschatting maken van de hoogte van deze opleidingskosten. De kantonrechter is daarom van oordeel dat werknemer de bedragen van € 26.600 aan reeds gemaakte kosten voor de opleiding aan de opleidingsinstelling en € 24.102,24 aan opleidingsuren (in beginsel) aan werkgeefster moet terugbetalen. Wat betreft de kosten van supervisie staat in het studiekostenbeding in artikel 16.1 onder d op zichzelf duidelijk vermeld dat deze kosten nog bovenop het bedrag aan opleidingskosten komen. Het studiekostenbeding biedt echter geen enkel concreet aanknopingspunt om vooraf een inschatting te kunnen maken van de hoogte van die supervisiekosten. De kantonrechter is echter van oordeel dat werkgeefster in het studiekostenbeding meer duidelijkheid had kunnen en moeten geven over de hoogte van die kosten, zowel voor wat betreft het aantal uren als wat betreft het tarief voor die uren. Nu werkgeefster dit heeft nagelaten, is het studiekostenbeding op het punt van de kosten van supervisie niet voldoende duidelijk en transparant en voldoet dat beding wat dit betreft niet aan de in de jurisprudentie daaraan gestelde eis dat de werkgever voldoende inzichtelijk moet maken wat de consequenties voor de werknemer zijn indien het tot de situatie komt dat hij studiekosten moet terugbetalen. Mede gelet ook op het feit dat werkgeefster werknemer pas na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst voor het eerst inzicht heeft verschaft in de precieze hoogte van de studiekosten, hoefde werknemer er niet op bedacht te zijn dat hij ruim € 38.000 aan supervisiekosten aan werkgeefster terug zou moeten betalen. Het terug te betalen bedrag komt hiermee uit op een bedrag van € 26.600 + € 24.102,24, derhalve € 50.702,24 in totaal.