Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 10 oktober 2023
ECLI:NL:RBLIM:2023:7593
Feiten
Werknemer is op 1 mei 2022 voor bepaalde tijd in dienst getreden van werkgeefster. Op 18 januari 2023 is de boekhouder van werkgeefster, B, bij het afstorten van een geldbedrag van € 30.000 overvallen. De auto waarin B reed, is daarbij door een andere auto aangereden, vervolgens is B met een ijzeren buis geslagen en is de bestuurder van de andere auto er met een tas met geld vandoor gegaan. X wordt verdacht van de roofaanval. Werknemer en X kennen elkaar van een eerdere gezamenlijke periode in detentie. Werknemer is als getuige door de politie gehoord. Op 11 mei 2023 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden over de roofoverval. In verband met zijn vermeende betrokkenheid bij de roofoverval is werknemer in dit gesprek op staande voet ontslagen. Werknemer berust in het ontslag maar verzoekt financiële vergoedingen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Dat werknemer niet is verschenen bij de mondelinge behandeling en als gevolg daarvan zijn standpunt niet mondeling heeft kunnen toelichten en de kantonrechter hem niet heeft kunnen bevragen over de feitelijke situatie, komt voor zijn rekening en risico. Werknemer is niet veroordeeld voor betrokkenheid bij de roofoverval en evenmin vervolgd. Dat laat onverlet dat de omstandigheden van het geval zodanig kunnen zijn dat van werkgeefster niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Een beroep op de onschuldpresumptie, zoals werknemer heeft gedaan, is onvoldoende om te concluderen dat een dringende reden ontbrak. Vaststaat dat werknemer en X elkaar kenden en dat er verdachte appjes tussen hen over en weer zijn gegaan. Verder is werknemer in het kader van het politieonderzoek gehoord over de roofoverval en heeft hij enkel ontwijkende en tegenstrijdige antwoorden gegeven. De roofoverval is vervolgens ook tussen partijen ter sprake gekomen. Werknemer heeft toen zijn betrokkenheid ontkend. Naar het oordeel van de kantonrechter levert het complex van voornoemde feiten en omstandigheden voldoende grond op voor een ontslag op staande voet. Werkgeefster mocht op basis van het eindrapport van de politie en het proces-verbaal van het verhoor van werknemer redelijkerwijze concluderen dat werknemer enige betrokkenheid had bij de roofoverval op B. Met name de ontwijkende antwoorden van werknemer en het ontbreken van een zinnig weerwoord tijdens het gesprek d.d. 11 mei 2023 zijn daarbij doorslaggevend. Daar komt bij dat in dit geval geen sprake is van een roofoverval op een derde waar werkgeefster niets mee te maken heeft. Het gaat om haar boekhouder en er is een grote som geld van werkgeefster gestolen. Ook het korte dienstverband van werknemer weegt mee. Het ontslag op staande voet houdt stand en werknemer heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Werknemer heeft daarom geen recht op enige ontslagvergoeding.