Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijfs c.s/VOF
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 27 december 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:9271
Vof is € 1.568,33 aan premies en bijdragen verschuldigd aan (bedrijfstakpensioen)fondsen. De gecrediteerde bedragen over de periodes dat de vof geen personeel in dienst had, waren door de fondsen reeds in mindering gebracht op de hoofdsom.

Feiten

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en Stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (hierna gezamenlijk: de fondsen) vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vof met twee vennoten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.568,33, te vermeerderen met rente en kosten. Volgens de fondsen is de vof premies en bijdragen over de periode september 2021-december 2021 ten behoeve van haar werknemers verschuldigd. Op het verweer van de vof voeren de fondsen aan dat zij facturen hebben gestuurd aan de vof over de periode april 2021 tot en met juli 2021 aan de hand van door de vof verstrekte informatie met betrekking tot haar personeel. Vanaf augustus 2021 werden er geen loongegevens meer ontvangen van de salarisadministrateur van de vof, zodat de fondsen gerechtigd waren de premies en bijdragen te schatten. Pas op 6 mei 2022 is bericht dat er geen personeel meer in dienst was. De fondsen hebben daarop diverse facturen gecrediteerd. Er is dus rekening gehouden met de door de vof doorgegeven mutaties. Dit neemt echter niet weg dat de onderhavige facturen verschuldigd blijven. Er is niet toegezegd dat er geen premie of bijdrages meer hoefden te worden betaald, hooguit gold dit voor de gecrediteerde facturen. De vof voert aan dat zij de premie en bijdrages aan de fondsen niet kon voldoen, nu dit tot haar faillissement zou leiden. Vanaf november/december 2021 was er bovendien geen personeel meer in dienst. Dit is aan de fondsen bericht en toen is door de fondsen toegezegd dat de vof niets meer zou hoeven betalen. Tot slot voert de vof aan dat zij de brieven en e-mailberichten van de fondsen niet heeft ontvangen. Het kan ook zijn dat deze haar niet zijn opgevallen wegens de gezondheidssituatie van een van de vennoten.

Oordeel

Alvorens in te gaan op de inhoud van de zaak overweegt de kantonrechter dat bij rolbeslissing van 15 november 2023 is geconstateerd dat de vordering was ingesteld door een ander Bedrijfstakpensioenfonds, terwijl uit de overgelegde producties lijkt voort te vloeien dat de fondsen vorderingsgerechtigd zijn. Bij akte hebben de fondsen aangegeven dat zij inderdaad vorderingsgerechtigd zijn en per abuis in de dagvaarding en de conclusie van repliek de verkeerde eiseressen waren genoemd. Zij vragen daarom om rectificatie van de partijaanduiding. Aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. De vergissing was immers kenbaar voor de vof, de vof is niet benadeeld en de rectificatie heeft tijdig plaatsgevonden. De fondsen treden daarom in de plaats van eerdergenoemde partij en de kantonrechter zal de zaak inhoudelijk behandelen. Vaststaat dat de vof premies en bijdrages is verschuldigd over de periode dat zij personeel in dienst had. De verweren van de vof zijn verder niet onderbouwd en overigens gemotiveerd betwist. Met betrekking tot de hoogte van het openstaande bedrag is geconstateerd dat er facturen zijn gestuurd over het laatste kwartaal van 2021, terwijl de vof een groot deel van die periode geen of minder personeel in dienst leek te hebben. Bij akte hebben de fondsen inzichtelijk gemaakt dat de gecrediteerde bedragen over die periode in mindering zijn gebracht op de nog openstaande facturen uit eerdere periodes. De kantonrechter oordeelt dat de hoofdsom en de wettelijke consumentenrente toewijsbaar zijn. Ook wordt een bedrag van € 229,91 toegewezen aan buitengerechtelijke kosten.

  • Rechters: Ebben
  • Wetsartikelen:
  • Onderwerpen: Pensioen
  • Trefwoorden: bedrijfstakpensioenfonds, premie, bijdrage, personeel in dienst, vof en vennoten