Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 27 december 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:9276
Vordering tot terugbetaling van te veel betaalde transitievergoeding toegewezen.

Feiten

Werkgeefster vordert werknemer te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 11.272,42, te vermeerderen met rente en kosten omdat zij het voornoemd bedrag onverschuldigd aan werknemer heeft betaald. Zij heeft per abuis twee keer de verschuldigde transitievergoeding uitbetaald.  Werknemer betaalt, ondanks sommaties daartoe, het bedrag niet terug. Werknemer erkent dat hij het gevorderde bedrag verschuldigd is aan werkgeefster maar stelt dat hij dit bedrag niet ineens kan betalen, zodat hij werkgeefster een betalingsregeling heeft aangeboden en al termijnbetalingen op de hoofdsom heeft gedaan. Werkgeefster heeft geweigerd een regeling aan te gaan.

Oordeel

Tussen partijen staat vast dat werkgeefster op 26 september 2022 een bedrag van € 11.272,42 onverschuldigd aan werknemer heeft betaald. De vordering tot terugbetaling van dit bedrag is dan ook toewijsbaar. Vervolgens staat vast tussen partijen dat werknemer in ieder geval een bedrag van € 225,44 aan werkgeefster heeft terugbetaald. Uit de stukken van werknemer volgt dat dit bedrag op de hoofdsom is betaald. Werkgeefster is hiermee niet akkoord en wil dit bedrag eerst in mindering brengen op de buitengerechtelijke kosten en rente, zoals is bepaald in artikel 6:44 lid 1 BW. De kantonrechter overweegt echter dat het op grond van artikel 6:43 lid 1 BW aan werknemer is om te bepalen op welke schuld zijn betalingen in mindering strekken. De verrichte betalingen strekken dan ook in mindering op de hoofdsom. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter een bedrag van (€ 11.272,42 – € 225,44 =) € 11.046,98 aan hoofdsom zal toewijzen. Met betrekking tot de door werknemer gevraagde betalingsregeling overweegt de kantonrechter dat in artikel 6:29 BW is opgenomen dat een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Dit betekent dat het aan werkgeefster is of zij bereid is een betalingsregeling te sluiten met werknemer. De kantonrechter is dus niet bevoegd haar daartoe te dwingen. Voor zover werknemer met zijn verweer een beroep doet op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 BW overweegt de kantonrechter dat zij bij een dergelijk beroep terughoudendheid dient te betrachten, nu niet snel kan worden aangenomen dat een wettelijke regeling buiten toepassing wordt gesteld op grond van buitengewone omstandigheden. In de onderhavige zaak is de kantonrechter van oordeel dat het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet slaagt. Op 17 oktober 2022 stond immers al tussen partijen vast dat werkgeefster ten onrechte tweemaal de transitievergoeding had betaald en werknemer heeft er toen toch voor gekozen het geld uit te geven. Het had op zijn weg gelegen het bedrag te reserveren, omdat het mogelijk terugbetaald zou moeten worden aan werkgeefster. Het voorgaande leidt ertoe dat aan het verzoek om een betalingsregeling te treffen voorbij wordt gegaan.