Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29 januari 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:197
Feiten
De Stichting Islamitische School Amsterdam (hierna: de Stichting) vormt het bestuur van drie scholen voor primair onderwijs op vier locaties in Amsterdam. De GMR is de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad overeenkomstig artikel 4 WMS. In een aanwijzingsbesluit van 4 november 2022 heeft de minister voor primair en voortgezet onderwijs de Stichting opgedragen het zittende algemeen bestuur te professionaliseren en uiterlijk per 1 maart 2023 drie nieuwe algemene bestuursleden te benoemen. De uitvoerend bestuurder dient volgens het aanwijzingsbesluit aantoonbare ervaring te hebben met het besturen van een school of onderwijsinstelling. Na een sollicitatieprocedure heeft de Stichting op 14 juni 2023 besloten de heer X per 1 juli 2023 te benoemen tot dagelijks directeur-bestuurder. Op 19 juni 2023 heeft de Stichting in verband met die benoeming de GMR om advies gevraagd als bedoeld in artikel 11 lid 1 aanhef en onder h en h1 WMS. Op 16 juli 2023 heeft de GMR, bestaande uit zes leden, zijn eerste advies gegeven. Drie leden hebben positief geadviseerd en drie leden hebben een negatief advies uitgebracht. Op 1 augustus 2023 is een tweede advies door de GMR gegeven, bestaande uit drie schriftelijke toelichtingen van de leden die positief hebben geadviseerd. Wat betreft de andere drie leden van de GMR is in het advies vermeld dat een van hen blanco heeft geadviseerd, dat een van hen is geschorst en dat een lid uit dienst is. Op 3 augustus 2023 heeft de GMR zich gewend tot de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (hierna: de Geschillencommissie) met het verzoek te oordelen dat de benoeming van X tot dagelijks directeur-bestuurder van de Stichting niet in stand kan blijven. In haar uitspraak van 19 oktober 2023 heeft de Geschillencommissie – kort gezegd – geoordeeld dat de Stichting niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 14 juni 2023 om X te benoemen tot dagelijks directeur-bestuurder van de Stichting, omdat de Stichting heeft verzuimd voorafgaand aan haar besluit de GMR (tijdig) om advies te vragen. De Stichting verzoekt de Ondernemingskamer de uitspraak van de Geschillencommissie te vernietigen, het verzoek alsnog af te wijzen en te bepalen dat het besluit van 14 juni 2023 in stand blijft.
Oordeel
De Ondernemingskamer stelt vast dat de Stichting onweersproken heeft gesteld dat de GMR bij de opstelling van het functieprofiel betrokken is geweest. In het functieprofiel wordt gevraagd om een hbo-niveau bij voorkeur in de sfeer van management, HRM of bestuurskunde en ervaring in een onderwijsbestuurlijke of soortgelijke functie alsmede kennis van een of meer van de vakgebieden onderwijs, financiële en juridische kennis of kennis op het gebied van HRM. Blijkens zijn cv heeft X een hbo-diploma SKW (sociaal-kultureel werk) en Opbouwwerk en een post-hbo-opleiding leidinggeven en management afgerond. Daarnaast heeft hij ervaring als leidinggevende en heeft hij bestuurlijke ervaring in het (primair) onderwijs. Zijn cv laat een langjarige betrokkenheid zien bij de opvoeding van en het onderwijs aan (islamitische) jongeren. Daarmee voldoet hij aan de hiervoor bedoelde eisen van het functieprofiel. Op het cv van X staat verder onder meer een ervaring van 16 jaar als voorzitter van de islamitische basisschool in Bergen op Zoom en een driejarige ervaring als leider van de fusie tussen de islamitische scholen in Breda, Tilburg en Bergen op Zoom. Daarmee lijkt X ook te voldoen aan de door de minister gestelde eis van bestuurlijke ervaring in het onderwijs. Uit de stukken blijkt verder dat de benoemingsadviescommissie op 9 juni 2023 positief heeft geadviseerd over de benoeming van X. De Ondernemingskamer is van oordeel dat tegen deze achtergrond de door (drie van de zes leden van) de GMR in het advies van 14 juli 2023 naar voren gebrachte bezwaren onvoldoende zwaarwegend zijn om tot het oordeel te komen dat het bevoegd gezag bij het niet of niet geheel volgen van het advies, bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om X per 1 juli 2023 te benoemen tot dagelijks directeur-bestuurder van de Stichting. De andersluidende uitspraak van de Geschillencommissie wordt vernietigd en de Ondernemingskamer oordeelt dat het besluit van 14 juni 2023 in stand kan blijven.