Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 25 januari 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:618
Feiten
Werknemer is op 5 september 2022 voor bepaalde tijd in dienst getreden van Rotterdamse Electrische Tram N.V. (hierna: RET), in de functie van trambestuurder tegen een salaris van € 2.376,00 bruto per maand. Werknemer heeft op kosten van RET de opleiding tot trambestuurder gevolgd, waarvoor in de arbeidsovereenkomst een studiekostenbeding is opgenomen. Op 2 oktober 2023 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. RET is per brief akkoord gegaan met de opzegging, en heeft daarin tevens vermeld dat werknemer de studiekosten moet terugbetalen. RET is bij de eindafrekening tot verrekening van de studiekosten en openstaande verlofdagen overgegaan. De gemachtigde van werknemer heeft hiertegen bezwaar gemaakt en aangegeven dat het studiekostenbeding op grond van artikel 7:611a lid 4 BW nietig is. Werknemer vordert RET te veroordelen tot betaling een bedrag van € 2.600 netto aan onterecht ingehouden studiekosten, alsmede een bedrag aan resterende verlofdagen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het studiekostenbeding is naar het oordeel van de kantonrechter nietig. Werknemer is aangenomen in de functie van trambestuurder. Voor deze functie is alleen een rijbewijs B of A vereist. Werknemer mag pas zelfstandig een tram besturen, als hij de opleiding tot trambestuurder heeft afgerond, hetgeen werknemer heeft gedaan. Zonder deze opleiding mag werknemer de functie van trambestuurder bij RET, waarvoor hij is aangenomen, niet uitoefenen. Het gaat derhalve om scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie (art. 7:611a lid 1 BW). Slechts scholing die noodzakelijk is voor het verkrijgen van een diploma of certificaat waarover de werknemer bij eerste aanvang van de werkzaamheden al dient te beschikken om op grond van een wettelijke bepaling een functie uit te oefenen, valt niet onder artikel 7:611a lid 2 BW. Anders dan RET stelt, is voor de functie van trambestuurder geen startkwalificatie vereist. De opleiding tot trambestuurder valt onder de reikwijdte van de algemene scholingsplicht van de werkgever in artikel 7:611a lid 1 BW en moet kosteloos door RET worden aangeboden. Met de inwerkingtreding van de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (Wtva) per 1 augustus 2022 dienen werkgevers op grond artikel 7:611a lid 2 BW verplichte scholing kosteloos aan te bieden. Ieder beding (zoals een studiekostenbeding) in strijd met deze bepaling is op grond van lid 4 nietig. RET heeft verder aangegeven dat werknemer nog 63,49 verlofuren heeft openstaan. Dit staat gelijk aan € 1.194,82 bruto en komt neer op een bedrag van € 713,59 netto. RET heeft dit bedrag verrekend met de openstaande studieschuld. Nu de kantonrechter heeft geoordeeld dat de studiekosten niet terugbetaald hoeven te worden, mag het verlofsaldo hier niet mee worden verrekend. Werknemer maakt daarom nog aanspraak op € 713,59 netto aan openstaande verlofuren.