Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster en ASR
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 17 januari 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:497
Deelgeschilprocedure. Verzoek om aansprakelijkheid werkgever vast te stellen afgewezen nu de toedracht, zonder nadere bewijslevering, niet duidelijk is.

Feiten

Werknemer is op 1 februari 2015 in dienst getreden van werkgeefster in de functie van technisch bezorger. Op 10 januari 2023 hebben werknemer en zijn collega A een bank bezorgd bij X. Nadat werknemer en A de bank met een heftruck naar de eerste verdieping hebben gebracht, wilden zij de lege doos van de bank via de trap naar beneden brengen. Daarbij is werknemer ten val gekomen en heeft hij letsel opgelopen. De arbeidsinspectie heeft een onderzoek ingesteld naar het ongeval. In het werkgeversrapport zijn mogelijke oorzaken van het ongeval beschreven en passende maatregelen ter voorkoming van dergelijke ongevallen opgenomen. In de verhoorverslagen die zijn bijgevoegd staat dat werknemer heeft verklaard dat hij de doos niet vast had, hij een misstap maakte op de trap en zijn evenwicht verloor. Gewoon pech, aldus werknemer. A heeft verklaard dat werknemer de doos wel vast had. Werkgeefster is verzekerd bij ASR. Werknemer heeft ASR meermaals aangeschreven. ASR heeft aansprakelijkheid van werkgeefster voor (de gevolgen van) het ongeval van de hand gewezen. Werknemer verzoekt de kantonrechter te bepalen dat werkgeefster aansprakelijk is voor het ongeval, met veroordeling van ASR in de kosten van deze procedure alsmede de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van werknemer te begroten. Nu werkgeefster aansprakelijk is voor het ongeval en is verzekerd bij ASR, moet ASR de schade vergoeden. ASR weigert om de aansprakelijkheid vast te stellen en daarmee frustreert zij de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering, aldus werknemer.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Omdat het de kantonrechter uiterst inefficiënt en onpraktisch voorkomt als de beslissing over de aansprakelijkheid van werkgeefster enerzijds en de vordering jegens ASR anderzijds niet door dezelfde rechter worden genomen, ziet de kantonrechter af van ambtshalve verwijzing naar de rechtbank. De kantonrechter schetst eerst het kader van een deelgeschilprocedure, en gaat dan in op de inhoud. Vaststaat dat werknemer een ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat werkgeefster daarvoor aansprakelijk is tenzij zij aantoont dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Van opzet of roekeloosheid is in deze zaak geen sprake. Aangenomen kan worden dat werkgeefster haar werknemers niet heeft geïnstrueerd over hoe een vaste trap af te dalen. In zijn algemeenheid kan dat ook niet van haar worden gevergd, omdat traplopen een alledaagse handeling (met een huis-, tuin- en keukenkarakter) is. Dit ligt anders indien een trap moet worden belopen met een last. Alsdan moet een werkgever voorkomen dat zijn werknemers zonder een veilig houvast met de hand lasten dragen op de trap. Bij de beantwoording van de vraag of werkgeefster haar zorgplicht is nagekomen, is dus van belang wat nu uiteindelijk de oorzaak van het ongeval is geweest. Is werknemer, zonder dat hij de lege doos vasthield, misgestapt (zoals werkgeefster stelt en werknemer in eerste instantie heeft verklaard) zodat meer oplettendheid van werknemer mocht worden verwacht of had hij, met de doos in de hand, onvoldoende houvast en was er een gebrek aan aanwijzingen en maatregelen? De voorhanden zijnde schriftelijke verklaringen zijn naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om de toedracht van het ongeval in deze procedure te kunnen vaststellen. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig, waarvoor een deelgeschilprocedure zich niet leent. Het verzoek van werknemer ex artikel 1019z Rv wordt daarom afgewezen.