Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 8 februari 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:745
Feiten
Werknemer is sinds 2019 als operator werkzaam bij Enecogen V.O.F. (hierna: werkgeefster). Na arbeidsongeschiktheid meldt werknemer zich medio juli 2023 volledig hersteld en keert terug op de werkvloer, conform het advies van de bedrijfsarts. In de daaropvolgende maanden draait werknemer op een aantal verlofmomenten na volledig mee en werkt zelfs overuren. Op 20 oktober 2023 volgt een ziekmelding en in de weken daarna vinden incidenten plaats waarbij werknemer onder andere telefonisch, en via Whatsapp-berichten forse bedreigingen en beledigingen aan (medewerkers van) werkgeefster uit. Ondertussen bevindt werknemer zich in een depressie die dermate ernstig is dat een zelfmoordpoging tot opname in een crisisopvang leidt. Werkgeefster verwijt werknemer (werken met) excessief medicijnengebruik, het voorliegen van werkgeefster door zonder volledig hersteld te zijn toch weer te gaan werken met gevaar voor zichzelf en collega’s, het ernstig beledigen en bedreigen van werkgeefster en het missen van bekwaamheid tot de eigen arbeid. Werkgeefster verzoekt ontbinding op de e-, subsidiair de g- en meer subsidiair de i-grond, zonder toekenning van een transitievergoeding. Werknemer betwist de verwijten en beroept zich op het opzegverbod vanwege arbeidsongeschiktheid.
Beoordeling
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Arbeidsongeschiktheid – opzegverbod
Niet in geschil is dat werknemer arbeidsongeschikt is, er geldt een opzegverbod. Het ontbindingsverzoek kan alleen worden toegewezen als het geen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid. Hoewel onder andere opnames en Whatsapp-berichten van forse bedreigingen en beledigingen van werknemer aan werkgeefster getuigen, houden die uitlatingen rechtstreeks verband met de psychische klachten van werknemer. Diezelfde klachten hebben geleid tot zijn arbeidsongeschiktheid. Daar niet is gebleken dat werknemer zich eerder zo heeft gedragen is sprake van een verband tussen de gedragingen die werkgeefster aan het ontbindingsverzoek (en de verschillende gronden) ten grondslag legt en de arbeidsongeschiktheid. De uitlatingen van werknemer en de stelling van werkgeefster dat werknemer bekwaamheid tot de bedongen arbeid mist, houden eveneens verband met de arbeidsongeschiktheid, waardoor het opzegverbod ontbinding belemmert.
Herstelmelding
Werkgeefster verwijt werknemer zich hersteld te hebben gemeld terwijl eigenlijk nog sprake was van arbeidsongeschiktheid. Daarmee zou hij zichzelf en anderen hebben blootgesteld aan gevaar. De herstelmelding volgde op advies van de bedrijfsarts. Werknemer heeft de maanden daarna grotendeels gewerkt en heeft zelfs overuren gedraaid. De bedrijfsarts was eveneens op de hoogte van het medicijnengebruik van werknemer. De stelling van werkgeefster dat het medicijnengebruik werknemer arbeidsongeschikt maakte, vindt geen steun. Werkgeefster heeft het advies van de bedrijfsarts om werknemer weer te laten starten, nooit extern getoetst. Uit aangevoerde gesprekken blijkt evenmin dat werknemer zichzelf niet als volledig hersteld beschouwde. Daarnaast moeten de uitingen van werknemer in de context van zijn gemoedstoestand worden gezien. De verwijten over de onterechte herstelmelding en risicovol medicijnengebruik zijn niet komen vast te staan. Afwijzing van het ontbindingsverzoek volgt.