Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 14 februari 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:666
Feiten
In het vonnis van 5 juli 2023 is als voorlopig oordeel gegeven dat de stelling van werkgeefster dat werknemer ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst uitzicht had op ander werk als bedoeld in de vaststellingsovereenkomst, aannemelijk is. De kantonrechter heeft werknemer toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen deze stelling. Hiervoor is voldoende dat werknemer het voorlopig oordeel ontzenuwt door zoveel twijfel te zaaien dat de vaststellingen waarop het voorlopig oordeel is gebaseerd onhoudbaar worden. Werknemer heeft geen getuigen laten horen, maar heeft wel een aantal bewijsstukken in het geding gebracht.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt op grond van de bewijsstukken als volgt.
Het handelen na de trade stop
Het voorlopig oordeel dat werknemer ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst uitzicht had op ander werk is in de eerste plaats gebaseerd op de overweging van de kantonrechter dat werkgeefster aan de hand van correspondentie voldoende heeft onderbouwd dat werknemer na de trade stop van 22 augustus 2022 nog heeft gehandeld. De kantonrechter is van oordeel dat op basis van het document dat werknemer in het geding heeft gebracht hij geen twijfel heeft kunnen zaaien over de juistheid van de voorlopige vaststelling dat hij na de trade stop van 22 augustus 2022 nog heeft gehandeld.
Werkzaamheden voor bedrijf X tijdens het dienstverband
Het voorlopig oordeel dat werknemer ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst uitzicht had op ander werk is in de tweede plaats gebaseerd op de overweging dat voor de facturen van 11 november 2022 geldt dat deze op naam van bedrijf X zijn gesteld, dat daarop onweersproken een ander rekeningnummer dan dat van werkgeefster staat vermeld en dat het er dus op lijkt dat werknemer daarmee voor bedrijf X handelde. De kantonrechter overweegt dat uit de overgelegde e-mails niet kan worden afgeleid dat de facturen geen betrekking hebben op deals die daadwerkelijk zijn gesloten en slechts voorbeeldfacturen zijn. Met deze e-mailberichten heeft werknemer geen twijfel kunnen zaaien over de juistheid van de voorlopige vaststelling dat uit de facturen van 11 november 2022 kan worden afgeleid dat hij daarmee voor bedrijf X handelde.
Concreet uitzicht op ander werk
Het voorlopig oordeel dat werknemer ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst uitzicht had op ander werk is in de derde plaats gebaseerd op de overweging dat de vaststellingsovereenkomst op 9 november 2022 is ondertekend door werknemer en dat hij op 15 november 2022 al in een WhatsAppgroep zat waarin onder meer de naam en de locatie van de nieuw op te richten onderneming werd besproken. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer met de stukken die hij in het geding heeft gebracht geen twijfel heeft kunnen zaaien over de juistheid van de voorlopige vaststelling dat hij bij het tekenen van de vaststellingsovereenkomst al concrete en vergevorderde plannen had om met twee andere personen een samenwerking aan te gaan voor een nieuwe onderneming en daarmee uitzicht had op ander werk. Het eindoordeel luidt dat werknemer niet is geslaagd in het door hem te leveren tegenbewijs en dat hij een boete van € 25.000 is verschuldigd.
Verrekening en aanvullende schadevergoeding in reconventie
De kantonrechter stelt vast dat werkgeefster een beroep op verrekening toekomt, nu het gaat om een afrekening na het einde van het dienstverband en niet om een periodieke loonbetaling tijdens dienstverband waarop artikel 7:632 BW ziet. In reconventie vordert werkgeefster werknemer te veroordelen tot het betalen van een (aanvullende) schadevergoeding van € 217.246,53 wegens het mislopen van een overnamesom, eventueel te verminderen met de boete van € 25.000. Werknemer is volgens werkgeefster toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. Deze vordering wordt afgewezen omdat naar het oordeel van de kantonrechter de stelling van werkgeefster dat de overname door toedoen van werknemer niet is doorgegaan en dat werknemer hiermee in strijd met de vaststellingsovereenkomst heeft gehandeld, niet is komen vast te staan.