Naar boven ↑

Rechtspraak

Vordering in kort geding tot betaling van een voorschot voor vergoeding van schade als gevolg van een arbeidsongeval wordt afgewezen, omdat de rechtsverhouding tussen partijen te onzeker is.

Feiten

Op 14 april 2023 heeft de heer X (hierna: X) zonnepanelen geïnstalleerd op het dak van de schuur van een persoon. Tijdens het installeren van deze zonnepanelen is X door het dak gevallen en op een tractor beland. X heeft daardoor letsel opgelopen. Bij brief van 1 mei 2023 heeft X eerst Solar Premium Projects B.V. (hierna: Solar) aansprakelijk gesteld. In een door X tegen Solar gestart kort geding heeft de rechter de vordering van X, betreffende een voorschot van € 10.000, echter afgewezen. Daarna heeft X de persoon van wie de schuur was in kort geding gedagvaard tot afgifte van bescheiden. In dit kort geding heeft die persoon aangevoegd dat gecontracteerd is met een ander bedrijf, namelijk de eenmanszaak van de heer Y (hierna: Y). In onderhavig kort geding vordert X dat Y wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.000 of een ander passend bedrag als voorschot en € 800 aan buitengerechtelijke incassokosten, omdat Y volgens X als inlenend werkgever verantwoordelijk is voor de schade die X lijdt als gevolg van het arbeidsongeval (artikel 7:658 lid 4 BW).

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Een geldsom kan alleen in kort geding worden toegewezen wanneer sprake is van een spoedeisend belang en wanneer de omvang van de vordering voldoende aannemelijk is. Ten eerste meent de kantonrechter dat X een spoedeisend belang bij de procedure heeft. X heeft namelijk letsel opgelopen en heeft op dit moment geen inkomsten. Daarentegen oordeelt de kantonrechter ten aanzien van (de omvang van) de vordering dat deze niet voldoende aannemelijk is. Op dit moment bestaat er namelijk te veel onzekerheid over de rechtsverhouding tussen partijen. Met betrekking tot die rechtsverhouding kunnen volgens de kantonrechter drie scenario’s worden aangenomen, waarbij in het geval van de eerste twee scenario’s wel sprake kan zijn van aansprakelijkheid van Y maar in het geval van het derde scenario niet. Derhalve is niet (voldoende) aannemelijk dat de bodemrechter Y zal beschouwen als inlenend werkgever of als (mede) voor de veiligheid op de werkplaats verantwoordelijke hoofdaannemer. De vordering van X wordt afgewezen.