Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/X c.s.
Rechtbank Gelderland (Locatie Zutphen), 21 februari 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:811
Bestuurdersaansprakelijk voor € 30.658,06 schade vanwege betalingsonwil loon werknemer.

Feiten

Y is enig aandeelhouder en bestuurder van X. X was enig aandeelhouder en bestuurder van werkgeefster. Werknemer heeft vanaf 1 november 2015 werkzaamheden verricht voor werkgeefster. Werknemer is op 5 november 2018 arbeidsongeschikt geraakt. Werkgeefster heeft vanaf januari 2019 het loon van werknemer onbetaald gelaten en geen bruto-/nettospecificaties aan hem verstrekt. Op 3 juni 2019 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in kort geding tegen werkgeefster. De kantonrechter heeft werkgeefster veroordeeld tot onder meer de betaling van het verschuldigde loon vanaf januari 2019. Werkgeefster heeft op 31 juli 2019 de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd tegen 24 september 2019. Vanaf oktober 2019 is de loonbetaling aan werknemer gestopt. Werknemer is een procedure begoinnen, hetgeen heeft geleid tot de beschikking van 15 januari 2020. In deze beschikking heeft de kantonrechter de opzegging door werkgeefster vernietigd. Werkgeefster is daarbij veroordeeld tot betaling van onder meer het loon op straffe van een dwangsom alsook tot het overleggen van bruto-/nettospecificaties én is veroordeeld tot hervatting van de re-integratie-activiteiten van werknemer, voor zover de bedrijfsarts hem daartoe in staat acht, eveneens op straffe van een dwangsom. Werkgeefster heeft niet voldaan aan de veroordelingen uit de beschikking. Het door werknemer gelegde (derden)beslag heeft slechts deels doel getroffen. Op 25 augustus 2020 is werkgeefster op verzoek van werknemer in staat van faillissement verklaard. Werknemer heeft zijn vordering bij de curator ingediend. Het faillissement is opgeheven bij gebrek aan baten. Werknemer heeft wel een betaling van het UWV ontvangen. Werknemer heeft X en Y als bestuurder bij brief van 21 december 2022 aansprakelijk gesteld voor de (restant)vordering met een betalingstermijn van 21 dagen. 

Oordeel

Vanaf 1 januari 2019 hebben X en Y de loonbetalingen aan werknemer gestaakt en pas na de uitspraak van 3 juni 2019 is het loon alsnog betaald. Tussen partijen staat ter discussie of X en Y ook het verschuldigde vakantiegeld en de wettelijke verhoging volledig hebben betaald. In de dagvaarding heeft werknemer zich reeds op het standpunt gesteld dat een deel van het vakantiegeld en de wettelijke verhoging niet is betaald. Het lag daarom op de weg van X en Y, die over de administratie van werkgeefster beschikken, om hun standpunt dat zij wel alles hebben betaald met een betalingsbewijs te onderbouwen. Dit hebben zij nagelaten, waardoor in deze procedure wordt uitgegaan van de stelling van werknemer dat werkgeefster na de uitspraak van 3 juni 2019 hem niet volledig heeft betaald. Dat X en Y vanaf 1 oktober 2019 wederom de loonbetalingen aan werknemer hebben gestaakt is, gelet op de uitspraak van 3 juni 2019 waarin 24 september 2019 als einddatum van de arbeidsovereenkomst wordt vermoed, niet onbegrijpelijk. X en Y hebben echter vervolgens geen verweer gevoerd in de daaropvolgende procedure en zijn evenmin op de zitting van 6 januari 2020 verschenen. Naast dit betalingsgedrag hebben X en Y ook hun verplichtingen uit hoofde van de uitspraken om bruto-/nettospecificaties te verstrekken en werknemer te laten re-integreren, althans door de bedrijfsarts te laten beoordelen of hij hiertoe in staat is, nagelaten. Er is vanaf januari 2019 tot aan het faillissement in augustus 2020 door X en Y noch iemand anders contact gezocht met werknemer. Uit het betalingsgedrag én de houding van X en Y ten opzichte van werknemer volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van betalingsonwil. Dat er geen sprake zou zijn van betalingsonwil omdat er sprake was van betalingsonmacht, is onvoldoende onderbouwd. X en Y hebben na de eerste uitspraak grotendeels betaald. De rechtbank komt tot de conclusie dat door de betalingsonwil sprake was van frustratie van betaling en verhaal door X en Y als bestuurder van werkgeefster en dat valt X en Y persoonlijk te verwijten. X en Y hebben daarmee onrechtmatig jegens werknemer gehandeld. Alle gevorderde schadeposten zijn het gevolg van het onrechtmatig handelen van X en Y en daarom wordt de gevorderde schadevergoeding van € 30.658,06 toegewezen.