Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 19 februari 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:1093
Feiten
Werknemer is sinds 1 mei 2022 in dienst bij werkgeefster. De laatste functie van werknemer is die van chef bandenhotel. Op 23 augustus 2023 is werknemer op staande voet ontslagen, vanwege – kort gezegd – het onrechtmatig laten verdwijnen van een fors aantal bandensets. De kantonrechter heeft bij beschikking van dezelfde datum (zie AR 2024-0312) geoordeeld dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven. Werkgeefster verzoekt in de onderhavige procedure een verklaring voor recht dat werknemer terecht op staande voet is ontslagen en dat werkgeefster de gefixeerde schadevergoeding terecht gedeeltelijk heeft verrekend met de eindafrekening. Voorts verzoekt zij veroordeling van werknemer tot betaling van het restant van de gefixeerde schadevergoeding, een schadevergoeding ter zake van de door werkgeefster geleden schade als gevolg van het (onrechtmatig) handelen van werknemer en een bedrag van € 7.000 in verband met verbeurde boetes voor het te laat inleveren van bedrijfseigendommen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Ontslag en gefixeerde schadevergoeding
Gelet op de beschikking van dezelfde datum en het daarin vervatte oordeel dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven, wordt de in dat kader verzochte verklaring voor recht toegewezen. Werknemer is in het verlengde daarvan de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. Werknemer heeft niet dan wel onvoldoende weersproken dat deze vergoeding verrekend mocht worden bij de eindafrekening. De op dit punt verzochte verklaring voor recht wordt eveneens toegewezen. Werknemer wordt veroordeeld tot betaling van het na verrekening openstaande restantbedrag ad € 3.781,08 (bruto, inclusief vakantiegeld).
Schade als gevolg van onrechtmatig handelen
Werkgeefster stelt schade te hebben geleden door het door werknemer onrechtmatig laten verdwijnen van bandensets en velgen. De waarde van deze producten is begroot op een bedrag van € 35.945,39. Zij verwijst hierbij naar twee lijsten met alle verdwenen producten. De kantonrechter overweegt dat op die lijsten weliswaar aantallen en namen van producten staan, maar dat nergens de waarde van deze producten uit blijkt. Werkgeefster heeft de waarde van de producten verder ook op geen enkele andere manier onderbouwd, behalve door te verwijzen naar gemiddelde prijzen van een set banden of velgen. Dit is in dit geval niet voldoende en het had wel op de weg gelegen van werkgeefster om haar verzoek op dit punt beter te onderbouwen. Alleen al om deze reden wordt dit verzoek niet toegewezen.
Verbeurde boetes
In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat werknemer bij het einde van zijn dienstverband tijdig de bedrijfseigendommen moet inleveren, op straffe van een boete. Werknemer heeft dit niet op tijd gedaan, zodat een boete verschuldigd is. De kantonrechter is wel bevoegd de boete op een kleiner bedrag te bepalen als de boete haar bovenmatig voorkomt. Daar gaat de kantonrechter in dit geval in mee en zij vindt het volgende van belang. Werknemer is er de eerste keer, in een brief van 23 augustus 2023, niet expliciet op gewezen dat er een boete zou komen als hij de auto niet zou inleveren. Hier stond alleen geschreven dat hij de auto moest inleveren. Gelet op de korte duur dat werknemer de auto nog heeft gehad, in het weekend, en de hoogte van zijn salaris, is de boete te hoog. De kantonrechter matigt in dit geval de boete tot een bedrag van € 250.