Naar boven ↑

Rechtspraak

werker/werkverschaffer
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 12 februari 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:1231
Kwalificatie overeenkomst: geen arbeidsovereenkomst, maar overeenkomst van opdracht. Gezichtspunten Deliveroo.

Feiten

Werker heeft in de periode van 1 maart 2014 tot en met 13 september 2023 financieel administratieve en HR-werkzaamheden verricht voor werkverschaffer c.s. en verdere aan haar gelieerde vennootschappen. Voorafgaand aan deze periode verzorgde onderneming A de boekhouding en administratie van werkverschaffer, waar werker als zelfstandige vanaf januari 2014 werkzaamheden voor uitvoerde en in die hoedanigheid al administratieve werkzaamheden voor werkverschaffer deed. Werker heeft een eenmanszaak, onderneming B. Via die eenmanszaak heeft werker zijn werkzaamheden door middel van maandelijkse declaraties gefactureerd aan werkverschaffer. In de periode van februari 2019 tot november 2019 zijn partijen een arbeidsovereenkomst aangegaan op verzoek van werker voor het verkrijgen van een hypotheek. Op 18 augustus 2023 heeft werkverschaffer om opheldering gevraagd aan werker over de door hem gefactureerde bedragen, omdat hij constateerde dat werker aan twee vennootschappen factureerde en de bedragen volgens hem afweken van het overeengekomen bedrag. Daarover zijn partijen op 11 september 2023 in gesprek gegaan, waarna werkverschaffer op 13 september 2023 de samenwerking met werker met onmiddellijke ingang heeft verbroken. Werker vraagt primair de overeenkomst tussen hem en werkverschaffer te kwalificeren als arbeidsovereenkomst, het ontslag op staande voet te vernietigen en werkverschaffer te veroordelen tot betaling van het loon. Werkverschaffer verzoekt afwijzing van de verzoeken van werker.

Oordeel

Fase 1: feitelijke uitvoering overeenkomst

De kantonrechter stelt vast dat werker voorheen al via onderneming A werkzaam was als zelfstandige en hij in die hoedanigheid al werkzaamheden voor werkverschaffer verrichtte. Werkverschaffer heeft werker gevraagd of hij zonder tussenkomst van onderneming A werkzaamheden voor haar wilde verrichten, met name vanwege de groei van haar bedrijf en daarmee ook de omvang van de werkzaamheden. Dat werker zich heeft verzet tegen het aangaan van een overeenkomst van opdracht blijkt nergens uit, terwijl ook vaststaat dat werker ook voorheen al via zijn eenmanszaak zijn werkzaamheden factureerde aan onderneming A en dat vervolgens zo is blijven doen maar dan rechtstreeks aan werkverschaffer.

Fase 2: kwalificatie overeenkomst

In deze fase loopt de kantonrechter puntsgewijs de gezichtspunten uit het arrest Deliveroo af, waarbij de volgende punten doorslaggevend zijn. De wijze waarop de werktijden en werkzaamheden werden bepaald, bevat nauwelijks elementen die op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst wijzen, maar lijkt kenmerkend voor de uitvoering van een overeenkomst van opdracht. Voorts lijkt aan het inbeddingscriterium niet voldaan te zijn, nu de werkzaamheden van werker geen kernactiviteit van werkverschaffer betroffen en dat wijst op de afwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Daarbij kon werker kennelijk invloed uitoefenen op de hoogte van zijn beloning en lag deze beloning vele malen hoger dan gebruikelijk bij een arbeidsovereenkomst, hetgeen wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht. Vervolgens valt op dat de wijze van beloning (facturering) wijst op een overeenkomst van opdracht, terwijl de afwezigheid van commercieel risico juist wijst op een arbeidsovereenkomst.

Waar het gaat om financieel-administratieve/HR-werkzaamheden is niet gebleken dat werker daarmee naar buiten trad en voor andere opdrachtgevers soortgelijke werkzaamheden deed. Naar het oordeel van de kantonrechter kan hier aan het extern ondernemerschap niet zoveel betekenis worden toegekend bij de kwalificatie van de overeenkomst, omdat dit extern ondernemerschap niet ziet op de werkzaamheden die werker in essentie voor werkverschaffer verrichtte.

Holistische weging

Alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien komt de kantonrechter tot het oordeel dat geen sprake is (geweest) van een arbeidsovereenkomst. Weliswaar is tussen partijen in 2019 tijdelijk een arbeidsovereenkomst overeengekomen, maar evident is dat dit enkel is gebeurd met het doel voor werker te bewerkstelligen dat hij een hypotheek kon verkrijgen. Daarna is werker zijn werkzaamheden weer gaan factureren. Dat werker niet in de ondernemersrisico’s deelde en gebruik kon maken van een vaste werkplek op kantoor bij werkverschaffer is hier gelet op alle voorgaande besproken elementen van ondergeschikt belang. De kantonrechter kwalificeert de overeenkomst tussen werker en werkverschaffer als overeenkomst van opdracht.