Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/C & E Uitzendbureau B.V.
Rechtbank Gelderland, 16 februari 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:1089
Niet in Nederland woonachtige werkneemster verzoekt veroordeling van werkgever tot betaling van vergoeding in verband met arbeidsongeval. Procedure is ingeleid met verzoekschrift in plaats van bij dagvaarding. Toepassing wisselbepaling artikel 69 Rv.

Feiten

Werkneemster is in dienst van C & E Uitzendbureau B.V. (hierna: werkgeefster). Werkneemster verricht haar werkzaamheden in Nederland, maar is niet woonachtig in Nederland. Werkneemster verzoekt de kantonrechter werkgeefster te veroordelen tot betaling van een vergoeding in verband met een arbeidsongeval.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De zaak draagt een internationaal karakter, aangezien werkneemster niet in Nederland woont. De kantonrechter moet daarom ambtshalve vaststellen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het voorliggende geschil van toepassing is. De verwerende partij (werkgeefster) heeft haar woonplaats in Nederland. Op grond van de EEX-Verordening (EU) nr. 1215/2012 wordt de verwerende partij in beginsel opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waarin zij woont. Een grondslag voor afwijking van deze hoofdregel is niet gesteld of gebleken. Dat betekent dat de Nederlandse rechter in dit geval rechtsmacht heeft. Gelet op de woonplaats van de verwerende partij is de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem bevoegd van de vordering kennis te nemen. Verder is niet gesteld of gebleken dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt. Er is sprake van een internationale individuele arbeidsovereenkomst waarop artikel 8 Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) van toepassing is. Daarin is bepaald dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. Aangezien werkneemster haar arbeid in Nederland verrichtte, is in dit geval Nederlands recht van toepassing.

De vordering ziet op een arbeidsongeval. Op grond van artikel 7:686a lid 2 BW moeten gedingen die op het in, bij of krachtens afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW zijn gebaseerd, worden ingeleid met een verzoekschrift. Aangezien de vorderingen van werkneemster niet op deze afdeling zijn gebaseerd, had zij haar vorderingen bij dagvaarding aanhangig moeten maken en niet – zoals zij heeft gedaan – moeten inleiden met een verzoekschrift. Gezien het voorgaande beveelt de kantonrechter op grond van artikel 69 Rv dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.