Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 januari 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:146
Feiten
Werknemer is op 6 januari 2014 in dienst getreden van OnCampus Amsterdam B.V. (hierna: OCA) en vervulde laatstelijk de functie van tutor of English tegen een brutomaandsalaris van € 2.343,70 bruto. Op 12 oktober 2021 heeft OCA een klacht van zeven studenten ontvangen over ongepaste (discriminatoire) opmerkingen van werknemer tijdens een online les. OCA heeft naar aanleiding van deze klacht het zogenoemde stage 1-onderzoek (local level) uitgevoerd. Op 15 oktober 2021 heeft A de klachten met werknemer besproken en op 20 oktober met de klagers. Begin december hebben de klagers via de studentenvertegenwoordiger een klacht ingediend over de klachtafhandeling. Daarop heeft OCA een stage 2-onderzoek (centre head formal review) uitgevoerd. In januari heeft OCA de studentenvertegenwoordiger gemaild dat de uitspraken van werknemer ongepast zijn geweest maar ook in hun context moeten worden geplaatst. Vervolgens heeft OCA aan werknemer geschreven dat onderzoek naar zijn ongepaste gedrag zal worden verricht en is hij uitgenodigd voor gesprek. Werknemer heeft op deze mail gereageerd en collega’s in de cc gezet. Eind maart 2022 heeft werknemer zich ziekgemeld. Naar aanleiding van het onderzoeksrapport heeft werknemer een informele waarschuwing gekregen die in zijn dossier is gekomen. Werknemer heeft gereageerd op de uitkomst van het onderzoek en daarbij wederom andere medewerkers in de cc gezet. Uit de e-mailcorrespondentie die daarop volgt, blijkt dat tijdens het onderzoek is nagelaten de opname van de les te bekijken. Werknemer spreekt zijn onvrede daarover uit en verzoekt meermaals de waarschuwing in te trekken. Op 3 mei 2022 is een beëindigingsvoorstel aan werknemer gestuurd. Werknemer heeft daarna meerdere e-mails aan collega’s gestuurd waarin hij zijn ongenoegen uit. Partijen hebben onderhandeld over een vaststellingsovereenkomst en ook een mediationtraject doorlopen, maar beide zonder resultaat. OCA heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, werknemer heeft verzocht om financiële vergoedingen. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding onder toekenning van de transitievergoeding, maar zonder de billijke vergoeding. Werknemer komt in deze procedure op tegen het oordeel dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat OCA, hoewel zij steken heeft laten vallen in de wijze waarop zij onderzoek heeft verricht, niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en overweegt als volgt. Dat het onderzoek zonder enige basis is geëscaleerd zoals werknemer stelt, kan niet worden gevolgd. Het overkoepelende stage 2-onderzoek is namelijk gestart ter voorkoming van een belangenverstrengeling, nu de echtgenote van werknemer ook werkzaam is binnen OCA. Uit de gang van zaken volgt verder dat OCA tijdens het onderzoek meerdere steken heeft laten vallen door gebrekkig en niet tijdig met werknemer te communiceren, door niet tijdig de relevante documenten door te sturen, door werknemer in het tweede onderzoek geheel niet te horen en door de opname niet bij het onderzoek te betrekken. Dit valt OCA te verwijten. Desalniettemin kan niet worden gezegd dat het door OCA uitgevoerde onderzoek in zijn totaliteit zodanig onzorgvuldig of ondeugdelijk heeft plaatsgevonden, dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Daarbij komt dat OCA aan de uitkomst van de onderzoeken milde consequenties heeft verbonden. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de verstoring van de arbeidsverhouding het gevolg is van OCA’s handelwijze. Het hof is van oordeel dat met name de gedragingen van werknemer na ontvangst van de waarschuwing hebben geleid tot de verstoorde arbeidsverhouding. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd.