Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 20 maart 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:3171
Feiten
Werknemers zijn tot 1 april 2021 respectievelijk 1 maart 2021 in dienst geweest bij Machinefabriek Venus & De Waard B.V (hierna: Machinefabriek). Per 1 februari 2021 hebben zij samen het bedrijf H&S opgericht. H&S verricht met Machinefabriek concurrerende activiteiten. Bij H&S werken meerdere ex-werknemers van Machinefabriek. Uit doorzoeking van gegevensdragers van H&S is onder meer gebleken dat werknemers in februari 2021 verschillende bedrijfsdocumenten van Machinefabriek hebben verstuurd naar hun e-mailadres van H&S en meerdere offertes hebben verstuurd aan klanten van Machinefabriek, en werkzaamheden voor klanten van Machinefabriek hebben verricht. Machinefabriek is van mening dat werknemers hiermee het met hen overeengekomen concurrentie-, nevenwerkzaamheden- en geheimhoudingsbeding overtreden, en dat H&S onrechtmatig heeft gehandeld jegens Machinefabriek. Bij tussenvonnis heeft de kantonrechter Machinefabriek grotendeels in het gelijk gesteld en is Machinefabriek opgedragen de omvang van de door haar geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van H&S nader te onderbouwen. In deze procedure vordert Machinefabriek de verbeurde boetes van werknemers en een schadevergoeding van H&S. Gedaagden hebben een eisvermeerdering in de zin van artikel 130 Rv ingediend dat strekt tot vernietiging van het concurrentiebeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Vernietiging concurrentbeding
Het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding wordt niet vernietigd. Ingevolge artikel 7:653 lid 3 BW moet een afweging worden gemaakt tussen het belang van werknemer bij vernietiging van het beding en het belang van Machinefabriek bij handhaving daarvan. Voldoende is komen vast te staan dat het bedrijfsdebiet van Machinefabriek door de handelwijze van werknemer 1 is aangetast. Werknemer 1 heeft immers vertrouwelijke kennis van klanten, relaties en leveranciers die hij bij Machinefabriek in zijn functie van projectleider opgedaan, alsmede documenten en bescheiden van Machinefabriek ten behoeve van H&S aangewend om H&S een concurrentievoordeel te geven dat zij zonder hem niet zou hebben gehad. Aannemelijk is dat Machinefabriek hierdoor inkomsten is misgelopen, waarmee de (gegronde vrees voor) aantasting van haar bedrijfsdebiet is gegeven. De door werknemer 1 aangevoerde argumenten bij vernietiging van het concurrentiebeding leggen onvoldoende gewicht in de schaal.
Schade en boetes
Ter uitvoering van de bewijsopdracht over de schadeomvang heeft Machinefabriek bij akte verklaringen van haar financieel adviseur en haar accountant ingebracht. De verklaringen worden met grote terughoudendheid beschouwd, omdat de financieel adviseur en accountant niet onafhankelijk zijn. Omdat de rapportage financieel onbetrouwbaar is, wordt deze door de kantonrechter als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Werknemers hebben geen onderbouwde bezwaren geuit over voornoemde verklaringen noch hebben zij iets in het geding gebracht waaruit zou blijken dat hun verklaringen niet kloppen. Werknemers hadden zelf ook stukken (bijvoorbeeld omzetcijfers en klantenbestanden van H&S) kunnen inbrengen, waaruit zou kunnen blijken dat de misgelopen omzet van Machinefabriek niet bij H&S terecht is gekomen. Werknemers hebben daarin echter geen enkele inzage gegeven. De kantonrechter rekent de helft van de uiteindelijke schadeomvang toe aan H&S, en stelt de door H&S te betalen schadevergoeding vast op € 65.000. Hierbij wordt onder meer in overweging genomen dat H&S vervangende omzet heeft kunnen genereren en zij vennootschapsbelasting heeft uitgespaard.
Het totaal aan door werknemer 1 verbeurde boetes komt neer op € 519.000. Voor werknemer 2 komt het totaal aan boetes neer op € 5.000. Werknemers hebben een beroep gedaan op matiging van artikel 6:94 BW, omdat toepassing van de boetebedingen in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat zou leiden. De kantonrechter zal de verbeurde boetes matigen tot € 195.000 voor werknemer 1 en € 1.000 voor werknemer 2 omdat in kortgedingvonnis reeds is geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat werknemer 1 zou worden ontheven van zijn concurrentiebeding. Hoewel dit slechts een voorlopig oordeel was en het voor rekening en risico van werknemer 1 komt dat hij op basis hiervan de keuze heeft gemaakt om door te gaan met H&S, kan de kantonrechter wel begrijpen dat werknemer 1 in de veronderstelling was dat hij niet meer aan het concurrentiebeding was gebonden. De boete van werknemer 2 wordt gematigd omdat niet aannemelijk is geworden dat Machinefabriek door de eenmalige overtreding van werknemer 2 schade heeft geleden.