Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 27 maart 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:1861
Ondanks officiƫle waarschuwingen is het ontslag op staande voet van trainer met ongepast gedrag niet rechtsgeldig. Opzet om te shockeren niet aannemelijk. Werknemer heeft onder meer recht op een billijke vergoeding en schadevergoeding wegens antedateren van vaststellingsovereenkomst.

Feiten

Werknemer is op 1 maart 2003 in dienst getreden van werkgeefster en verdiende laatstelijk een brutomaandsalaris van € 4.658,62 exclusief vakantiegeld. In zijn functie gaf werknemer trainingen over onder meer gevaarlijke gassen. Op 10 augustus en 3 december 2021 heeft werknemer, nadat hij al eens eerder informeel was aangesproken op grensoverschrijdende uitlatingen, officiële waarschuwingen gekregen voor ongepast gedrag. De eerste keer ging het om het beantwoorden van een vraag met twee vingers onder zijn neus (als referentie naar Duitsland in WO II), de tweede keer om opmerkingen met een racistisch karakter. Beide keren is werknemer officieel gewaarschuwd voor maatregelen die gevolgen zouden kunnen hebben voor zijn dienstverband. Vervolgens verscheen in november 2023 een online review over werknemer. Daaruit bleek dat werknemer opmerkingen had gemaakt over joden, gas en Parkinson. Nadat de betreffende cursist was gehoord, is werknemer geconfronteerd met de review. Werkgeefster heeft toen aangegeven dat voldoende reden bestond voor ontslag op staande voet, maar vervolgens toch een vaststellingsovereenkomst aangeboden. Partijen hebben daar eind november overeenstemming over bereikt, maar werkgeefster heeft de vaststellingsovereenkomst geantedateerd op 9 november 2023. Op 30 november heeft de gemachtigde van werknemer bericht dat werknemer zich mogelijk toch zou beroepen op zijn herroepingsrecht dan wel op vernietiging. Nadat eind november nog twee zaken aan het licht zijn gekomen over ongepast gedrag van werknemer, is werknemer op 1 december 2023 op staande voet ontslagen wegens het doen van grensoverschrijdende en racistische uitspraken. Werknemer verzoekt financiële vergoedingen.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De in het verweerschrift wel, maar in de ontslagbrief niet (concreet genoeg) genoemde klachten kunnen het ontslag in ieder geval niet dragen. Ten aanzien van de overige uitspraken heeft werknemer toegelicht dat hij dit heeft bedoeld als waarschuwing of verduidelijking van zijn boodschap. Hij heeft de opmerkingen nooit als grap, aanstootgevend of racistisch bedoeld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werknemer uitspraken gedaan waar mensen aanstoot aan hebben kunnen nemen, ook als zij in hun context worden geplaatst. De bedoeling van werknemer maakt dat niet anders. Bovendien geldt dat werknemer bewust de door werkgeefster duidelijk gestelde grenzen heeft overschreden, door na de waarschuwingen toch op dezelfde voet door te gaan. Werkgeefster heeft echter onvoldoende duidelijk gewaarschuwd voor een ontslag op staande voet bij herhaling. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat in dit geval ook niet proportioneel. Opzet om te shockeren is namelijk niet aannemelijk geworden. Daar komt bij dat de officiële waarschuwingen dateren van twee jaar geleden en er in de tussentijd niets meer is voorgevallen. De kantonrechter had, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van werknemer, een minder vergaande maatregel passender gevonden. Het ontslag is aldus niet rechtsgeldig gegeven. De kantonrechter stelt allereerst vast dat de omvang van de gefixeerde schadevergoeding moet worden bepaald aan de hand van de opzegtermijn van de schadeplichtige partij en begroot deze vervolgens op € 20.125,24. Ook bestaat recht op een billijke vergoeding van € 10.000. Het onterechte ontslag en het antedateren van de vaststellingsovereenkomst waarmee het ontbindingsrecht van werknemer bewust is ontnomen, kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen. Om diezelfde reden komt werknemer ook in aanmerking voor vergoeding van de advocaatkosten gemaakt voorafgaand aan de procedure (€ 3.268,06). Werknemer heeft tot slot recht op de transitievergoeding (€ 34.799,89 bruto).