Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkneemster/Stichting Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 26 maart 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:414
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de b-grond. Partijen discussiëren over de vraag of sprake is geweest van een hersteldmelding.

Feiten

Werkneemster is op 28 januari 2013 in dienst getreden bij HHS. Werkneemster heeft zich in de jaren die volgden meermaals ziek gemeld. Op 29 januari 2018 heeft werkneemster zich ook ziek gemeld. In de verzuimrapportage van 2 maart 2018 staat dat er beperkingen zijn in het omgaan met stress en hoge werkdruk en dat de verwachting is dat de beperkingen de komende maanden zullen verbeteren. Op 6 april 2018 heeft werkneemster zich volledig ziek gemeld. Op 27 januari 2020 ontvangt werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van 80%-100% arbeidsongeschiktheid. HHS is eigen risicodrager voor de WGA. Daarna heeft HHS een ontslagvergunning aangevraagd, maar door het arbeidsdeskundige rapport waaruit bleek dat herstel binnen 26 weken niet was uitgesloten, heeft HHS deze aanvraag ingetrokken. Uiteindelijk heeft HHS op 3 oktober 2022 opnieuw een ontslagvergunning aangevraagd die is geweigerd omdat er voor werkneemster geen beperkingen zouden zijn voor het eigen werk. HHS heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de b-grond, g-grond dan wel h-grond. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op de b-grond. Werkneemster heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Werkneemster doet een beroep op het opzegverbod wegens ziekte en stelt daarbij dat het op 2 december 2022 bij de kantonrechter ingediende ontbindingsverzoek dateert van minder dan twee maanden na haar ziekmelding. Zij erkent meer dan twee jaar arbeidsongeschikt te zijn geweest maar voorafgaand aan haar (nieuwe) ziekmelding op 8 november 2022 was zij hersteld. Het hof is van oordeel dat van een hersteldmelding geen sprake is. In de brief van 24 juni 2022 staat alleen dat het wat beter gaat met werkneemster. Hieruit kan niet worden afgeleid dat werkneemster zich hersteld meldt voor de bedongen arbeid. Deze grief faalt dan ook. Volgens werkneemster heeft HHS gesteld noch bewezen dat zij binnen 26 weken na indiening van het ontbindingsverzoek niet had kunnen herstellen in eigen of aangepast werk, al dan niet door middel van scholing. Er was geen medisch aanknopingspunt om te kunnen aannemen dat zij niet binnen 26 weken succesvol had kunnen re-integreren. Het hof komt tot de conclusie dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat herstel van werkneemster binnen 26 weken voor het verrichten van eigen werk, al dan niet in aangepaste vorm, niet te verwachten is en herplaatsing niet in de reden ligt. Werkneemster ontvangt immers al jaren een WGA-uitkering 80-100%. Ook uit de second opinion van de bedrijfsarts en het advies van de bedrijfsarts van 8 november 2022 blijkt dat werkneemster volledig arbeidsongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid. In de loop der jaren hebben partijen wel veelvuldig contact gehad over re-integratie maar tot daadwerkelijke re-integratie heeft dat niet geleid. Partijen verschillen van mening over de vraag aan wie dat te wijten is en daarover loopt nog een procedure bij de Centrale Raad van Beroep. Het hof stelt vast dat, wat daar verder ook van zij, de mate van belastbaarheid van werkneemster niet consistent is geweest en het ziektebeloop zich heeft gekenmerkt door ups en downs. Verder heeft werkneemster om haar moverende redenen niet meegewerkt aan onderzoeken om haar belastbaarheid vast te stellen en houdt zij vast aan functies op managementniveau die een hoge mate van belastbaarheid vergen, op gebieden waarin werkneemster juist beperkt is (stress, werkdruk). De beschikking van de kantonrechter wordt bekrachtigd door het hof.