Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Arbeidsinspectie
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 28 maart 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:1971
Arbeidsinspectie is billijke vergoeding verschuldigd omdat opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen (re-integratieverplichtingen grovelijk veronachtzaamd). Behoefte aan deskundige voor bepaling hoogte daarvan.

Feiten

Werkneemster is op 1 april 2015 in dienst getreden van de Arbeidsinspectie als informantenrunner bij de TCI. Vanaf 1 juni 2018 is zij de functie van rechercheur bij de Dienst Opsporing gaan vervullen. Vanwege in 2016 gebleken misstanden en integriteitsschendingen bij de Dienst Opsporing heeft de Inspectie SZW maatregelen genomen om tot een cultuuromslag te komen. In 2018 en 2019 heeft werkneemster goede beoordelingen ontvangen. In maart 2020 meldt werkneemster zich ziek. De bedrijfsarts stelt vast dat werkneemster geen werkzaamheden kan verrichten.  Bij haar is PTSS vastgesteld en zij is onder traumabehandeling. In juni heeft werkneemster per mail geklaagd over gedrag van haar eerdere leidinggevende bij TCI, naar aanleiding waarvan een gesprek heeft plaatsgevonden. Vanaf september start werkneemster conform het advies van de bedrijfsarts met re-integratiewerkzaamheden bij de afdeling werkvoorbereiding (Wevo). Eind 2020 vindt een functioneringsgesprek plaats. Op het functioneringsformulier heeft werkneemster geschreven dat haar trauma’s het gevolg zijn van een onveilige situatie in privé en op het werk, hetgeen reden is geweest voor haar functiewijziging. In maart 2021 heeft de bedrijfsarts een arbeidsdeskundig onderzoek geadviseerd. Eind 2021 heeft de Arbeidsinspectie een eerstejaarsevaluatie opgesteld, maar werkneemster heeft deze niet ondertekend vanwege onjuistheden. Begin 2022 is als gevolg van onvoldoende re-integratieinspanningen aan de Arbeidsinspectie een loonsanctie opgelegd. Op 26 september 2023 heeft de Arbeidsinspectie de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV opgezegd per 1 november 2023 onder toekenning van de transitievergoeding. Werkneemster verzoekt een billijke vergoeding.

Oordeel

Centraal staat de vraag of de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de Arbeidsinspectie. Volgens werkneemster vonden de ziekmakende omstandigheden plaats bij de afdeling TCI, heeft zij daar aan de bel getrokken en is haar functiewijziging het gevolg van de onveilige werkomgeving aldaar. De Arbeidsinspectie verweert zich door te stellen dat tot juni 2020 niemand bekend was met het verwijt dat werkneemster haar nu maakt en dat de periode bij de Dienst Opsporing tot de ziekmelding van werkneemster prima verliep. De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft niets overgelegd dat haar stellingen kan onderbouwen. Gelet daarop en de gemotiveerde betwisting van de Arbeidsinspectie kan niet worden vastgesteld dat sprake is van verwijtbaar onvoldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden. Van ernstig verwijtbaar handelen kan echter ook sprake zijn als de werkgever zijn re-integratieverplichtingen grovelijk heeft veronachtzaamd. Hoewel de opgelegde loonsanctie nog niet wil zeggen dat de werkgever ook een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is de kantonrechter van oordeel dat de Arbeidsinspectie meer dan dat valt te verwijten. Zo heeft de Arbeidsinspectie niets gedaan met de mogelijkheden die in het arbeidsdeskundig onderzoek worden genoemd, heeft zij werkneemster tegen het bedrijfsartsadvies in van haar passende functie gehaald en is gedurende de loonsanctie niet extra zorgvuldig gehandeld. Uit alles blijkt dat de Arbeidsinspectie onvoldoende regie op de re-integratie heeft gehad en dat ook later (niet) meer kreeg. Werkneemster heeft recht op een billijke vergoeding. De kantonrechter stelt vast dat er op dit moment onvoldoende informatie beschikbaar is om de gemiste kans op succesvolle re-integratie in een billijke vergoeding tot uitdrukking te brengen en heeft behoefte aan voorlichting door een deskundige, die na akte zal worden benoemd. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.