Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 29 november 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:7705
Werkgeefster moet eindafrekening aan werknemer betalen. Het verrekeningsverweer van werkgeefster slaagt niet. De gevorderde bedragen in reconventie worden afgewezen.

Feiten

Werkneemster is in de periode van 21 maart 2005 tot 1 mei 2023 werkzaam geweest als officemanager bij werkgeefster (een schoonmaakbedrijf), laatstelijk tegen een brutomaandsalaris van € 2.683. Zij werkte 24 uur per week. Werkgeefster was aanvankelijk eigendom van de echtgenoot van werkneemster (hierna: [A]), die (middellijk) enig aandeelhouder en bestuurder was van  werkgeefster. Op 1 juli 2022 heeft [A] overeenstemming bereikt over de verkoop van alle aandelen. Feitelijke levering en eigendomsoverdracht van de aandelen heeft omstreeks 16 november 2022 plaatsgevonden, met economisch terugwerkende kracht naar 1 juli 2022. De onderneming wordt daarom vanaf 1 juli 2022 voor rekening en risico van de nieuwe eigenaar geëxploiteerd. Een aan de (ver)koop verbonden voorwaarde was dat de arbeidsovereenkomst met werkneemster zou eindigen. In dat kader hebben werkneemster en werkgeefster overeenstemming bereikt over de voorwaarden van beëindiging van het dienstverband. De afspraken hebben partijen vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst van 1 november 2022. Vanaf dat moment is werkneemster vrijgesteld van werk, met behoud van salaris tot einde dienstverband. De beëindigingsovereenkomst is ondertekend door werkneemster en de nieuwe eigenaar. Er ontstaat een discussie over de eindafrekening van werkneemster vanwege een ruzie tussen [A] en de nieuwe eigenaar met betrekking tot financiële kwesties met betrekking tot de verkoop van de onderneming. Werkneemster vordert vakantiegeld en uitbetaling van vakantie-uren. Werkgeefster stelt dat zij een vordering op werkneemster heeft die verrekend kan worden. Het betreft onder andere het loon over de niet gewerkte uren tijdens de periode van 1 juli 2022 tot de overdrachtsdatum van de aandelen en een eindejaar bonus. In reconventie vordert werkgeefster betaling van minuren en een bedrag aan onverschuldigde betaling wegens het gebruik van een bank- en tankpas.

Oordeel

De vraag die centraal staat, is of werkgeefster de eindafrekening aan werkneemster moet betalen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend. Het verrekeningsverweer van werkgeefster slaagt niet. Dat leidt er ook toe dat de gevorderde bedragen in reconventie worden afgewezen. De kantonrechter is van oordeel dat wergeefster conform de beëindigingsovereenkomst het vakantiegeld en de eindejaar bonus (naar rato) aan werkneemster moet betalen. De kantonrechter is voorts van oordeel dat werkgeefster ook het opgebouwde, maar nog niet genoten vakantietegoed van 192,80 uren aan werkneemster moet betalen. Niet ter discussie staat dat werkneemster een bedrag van € 52,91 aan gemaakte parkeerkosten aan werkgeefster moet terugbetalen, omdat zij die kosten heeft gemaakt na de einddatum van het dienstverband. Voor het overige is de kantonrechter van oordeel dat werkneemster de door werkgeefster gevorderde vermeende privébedragen niet hoeft terug te betalen. De kantonrechter gaat ervan uit dat de kosten die zijn gemaakt met de bankpas van werkgeefster zakelijke uitgaven betreffen, die zij – gedurende de 20 jaar dat zij voor het familiebedrijf gewerkt heeft – deed in de uitoefening van haar functie als officemanager. Het is daardoor niet aannemelijk dat zij geld heeft willen stelen, zoals werkgeefster stelt. De vorderingen in conventie worden toegewezen inclusief wettelijke verhoging, wettelijk rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen in reconventie worden afgewezen op een bedrag van € 52,91 aan parkeerkosten na.