Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 11 december 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:7713
Feiten
Werknemer is bij werkgever voor bepaalde tijd in dienst getreden in de functie van tegelzetter. De arbeidsovereenkomst ving aan op 15 september 2022 en eindigde van rechtswege op 15 maart 2023. De overeengekomen arbeidsduur was 40 uren per week, laatstelijk tegen een brutoloon van € 1.896,70 per maand exclusief een vakantietoeslag van 8% per jaar. In de periode van 30 januari 2023 tot en met 15 maart 2023 heeft werknemer niet gewerkt, omdat werkgever geen werk voorhanden had. Werknemer was in deze periode wel beschikbaar voor werk. In de periode van januari 2023 tot en met 15 maart 2023 kreeg werknemer in totaal € 1.600 netto betaald en dat is volgens werknemer te weinig. Het dienstverband is volgens werknemer ook na afloop niet correct financieel afgewikkeld. Werknemer vordert onder meer achterstallig loon, uitbetaling vakantiedagen, de aanzegvergoeding en een transitievergoeding. Werkgever voert geen verweer en verschijnt ook niet op de mondelinge behandeling.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat werkgever het achterstallig loon en overige emolumenten en vergoedingen aan werknemer moet betalen. Omdat werkgever geen verweer heeft gevoerd en niet naar de mondelinge behandeling is gekomen, weet de kantonrechter niet wat werkgever van de zaak vindt. Dit brengt met zich mee dat de kantonrechter uitgaat van de feiten en omstandigheden waarop werknemer zijn verzoeken baseert alsook van de juistheid van zijn stellingen. Omdat werkgever ongelijk heeft gekregen, wordt hij veroordeeld in de kosten van de procedure. Omdat werknemer procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht en komen de betekeningskosten van de dagvaarding en van deze beschikking alsook de nakosten voor de bijstand bij de tenuitvoerlegging van deze beschikking niet voor vergoeding in aanmerking.