Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 16 mei 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:3294
Werknemer die zich op de avond van tweede kerstdag ziekmeldt wegens keelpijn is terecht op staande voet ontslagen. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer niet ongeschikt was om die avond werkzaamheden te verrichten.

Feiten

Op 11 augustus 2022 is werknemer op basis van een oproepovereenkomst (nulurenovereenkomst) voor bepaalde tijd in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van afwasser. Op 26 december 2023, tweede kerstdag, is werknemer door werkgeefster op staande voet ontslagen nadat hij zich tijdens het werk rond 19.00 uur had ziekgemeld wegens keelpijn. In onderhavige procedure verzoekt werknemer het ontslag op staande voet te vernietigen, omdat geen sprake was van een dringende reden en de reden niet onverwijld aan hem is medegedeeld. Werkgeefster voert daarentegen aan dat het verzoek van werknemer niet-ontvankelijk is, de opzegging is geschied met instemming in de zin van artikel 7:671 BW en dat – indien geen sprake is van instemming maar van een ontslag op staande voet – wel sprake was van een dringende reden. Aan het bestaan van die dringende reden legt werkgeefster ten grondslag dat werknemer zich ten onrechte tijdens het werk heeft ziekgemeld. Volgens werkgeefster heeft werknemer zich ziekgemeld vlak nadat hij zijn kerstgratificatie had ontvangen. Direct hierna was werknemer vertrokken en is hij naar een ander restaurant gegaan om daar te werken dan wel te solliciteren. Werkgeefster meent dat het werknemer voldoende duidelijk was wat de reden van het ontslag was; dit is hem die avond namelijk twee keer uitgelegd.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Ontvankelijkheid

Het verzoekschrift is tijdig ingediend nu dit op 26 februari 2023 om 17.34 uur via beveiligd mailen is ontvangen op de server van de Rechtspraak. Werknemer is daarmee ontvankelijk in zijn verzoek.

Geen beëindiging met wederzijdse instemming

De kantonrechter volgt werkgeefster niet in haar verweer dat de arbeidsovereenkomst met instemming van beide partijen is beëindigd. Er is immers niet aan het schriftelijkheidsvereiste uit artikel 7:671 BW voldaan. Het schriftelijkheidsvereiste is van dwingend recht en alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan hier geen beroep op worden gedaan. Van zulke omstandigheden is in onderhavige procedure niet gebleken.

Ontslag op staande voet

De kantonrechter oordeelt dat werkgeefster een voldoende dringende reden had voor het ontslag op staande voet. Werknemer was naar het oordeel van de kantonrechter niet ongeschikt om zijn werkzaamheden te verrichten. Dit blijkt volgens de kantonrechter uit het feit dat werknemer geen eenduidige verklaringen heeft afgelegd over zijn ziekteklachten. Zijn verklaring wijkt namelijk op veel punten af van de verklaringen van zijn ex-collega’s en derden. Verder meent de kantonrechter dat keelpijn op zich niet hoeft te betekenen dat iemand niet in staat is arbeid te verrichten. Gelet op het gegeven dat de avond van tweede kerstdag een van de drukste avonden van het jaar is voor werkgeefster, had van werknemer mogen worden verwacht dat hij zijn dienst zou afmaken. Daar komt bij dat werknemer na zijn ziekmelding niet naar huis is gegaan, maar heeft gesolliciteerd bij een ander restaurant. De kantonrechter acht het onaannemelijk dat werknemer niet in staat was om te werken, maar wel om te solliciteren. Werknemer heeft door de werkplaats te verlaten redelijke opdrachten geweigerd en een onaanvaardbare situatie laten ontstaan. Het ontslag is voorts onverwijld medegedeeld, nu uit diverse verklaringen blijkt dat de leidinggevende van werknemer duidelijk tegen hem heeft gezegd dat hij zijn werkplek niet mocht verlaten en dat, als hij dat wel zou doen, ontslag op staande voet het gevolg zou zijn. De verzoeken tot vernietiging worden afgewezen. Werknemer heeft tot slot geen recht op een transitievergoeding, omdat zijn handelen als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt.