Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 maart 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:776
Feiten
Werknemer was van 21 februari 2020 tot 25 februari 2021 in dienst van een Grieks restaurant (hierna: Meteora). Bij tussenbeschikking van 27 september 2022 is werknemer toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat hij gemiddeld 54 uren per week werkte, althans meer dan gemiddeld zestig uren per maand en/of dat hij naast de salarisbetalingen die hij per bank van Meteora ontving, ook contante betalingen ontving. Meteora is in het kader van de op haar als werkgeefster rustende verzwaarde motiveringsplicht opgedragen de namen aan te leveren van de personen die in de periode van 21 februari 2020 tot 8 oktober 2020 bij Meteora hebben gewerkt. Geïntimeerde is overleden, zijn advocaat heeft zich onttrokken en er hebben zich geen erven gesteld die om schorsing van de procedure hebben gevraagd. Op grond van artikel 225 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt, wanneer geen schorsing van het geding is verzocht, de zaak op naam van de oorspronkelijke partij voortgezet.
Oordeel
Werknemer is niet geslaagd in het aan het hem opgedragen bewijs. Hieruit volgt dat het bestreden vonnis in zoverre niet in stand kan blijven, en dat de vordering van Meteora in hoger beroep zal worden toegewezen. Er is geen grief gericht tegen de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente is toegewezen over te laat betaald loon (na 8 oktober 2020 was immers geen loon meer betaald), zodat het hof dat onderdeel in stand zal laten.