Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 28 mei 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:1771
Heeft werknemer schade opgelopen bij de uitvoering van zijn werkzaamheden? Schending zorgplicht werkgever? Bewijsopdrachten.

Feiten

Werknemer is op 15 oktober 2019 in dienst getreden bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op 6 mei 2020 heeft werknemer zich ziek gemeld en op 8 mei 2020 heeft hij de huisarts bezocht. Begin juni 2020 heeft werknemer een bezoek aan de bedrijfsarts gebracht. De bedrijfsarts achtte werknemer in staat aangepaste werkzaamheden te verrichten en al vrij snel daarna in staat zijn eigen werk volledig te hervatten. Met ingang van 15 oktober 2020 is de arbeidsovereenkomst verlengd voor bepaalde tijd tot en met 12 maart 2021. Op 25 november 2020 heeft werknemer zich opnieuw ziekgemeld. Bij brief van 8 december 2020 heeft werkgever werknemer op staande voet ontslagen. Bij brief van 4 januari 2021 heeft (de gemachtigde van) werknemer werkgever aansprakelijk gesteld voor de door werknemer geleden en nog te lijden schade als gevolg van een door hem op 6 mei 2020 overkomen ongeval. Bij e-mailbericht van 28 juni 2021 heeft werkgever aansprakelijkheid van de hand gewezen. Werknemer heeft een verklaring voor recht gevorderd dat werkgever aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schaden. De kantonrechter heeft dit afgewezen. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Werknemer heeft op 6 mei 2020 ongeveer 1,5 uur gewerkt toen een pallet die via een rollenbaan getransporteerd moest worden, op die baan vastliep. Werknemer heeft die pallet toen losgekregen door ertegen te duwen. Meteen daarna had hij hevige pijn aan de linkerzijde van zijn bovenlichaam, met name aan zijn schouder, de linkerzijde van zijn nek en zijn linkerarm en -hand. Zijn directe collega A heeft het ongeval gezien volgens werknemer. Als niet, althans onvoldoende concreet weersproken staat vast dat  werknemer in de periode vóór 6 mei 2020 vaker op de rollerbaan vastgelopen pallets handmatig losduwde. Het hof wijst op de getuigenverklaring van A. Hieruit volgt dat het gedrag waarvan werknemer aanvoert dat het op 6 mei 2020 tot het gestelde arbeidsongeval leidde, bij werkgever vaker voorkwam. Verder is tussen partijen niet in geschil dat werknemer zich op 6 mei 2020 heeft ziekgemeld bij B. Wel is in geschil of werknemer daarbij toen melding heeft gemaakt van het gestelde arbeidsongeval. Volgens het hof staat nog onvoldoende vast of werknemer op 6 mei 2020 tijdens zijn werkzaamheden voor werkgever het gestelde ongeval is overkomen. De ingebrachte video geeft daarvoor onvoldoende uitsluitsel en geeft niet het benodigde bewijs. Ook de verklaringen van de huisartsen bieden onvoldoende bewijs. Daaruit blijkt namelijk niet dat de klachten voortvloeien uit de werkzaamheden van werknemer voor werkgever. Ook de ingebrachte verklaringen van collega’s gaan niet in op wat er zich op 6 mei 2020 heeft afgespeeld. De conclusie is dat de zojuist besproken bewijsstukken elk op zichzelf en in onderlinge samenhang niet het benodigde bewijs leveren van de stelling van werknemer dat hem op 6 mei 2020 een arbeidsongeval is overkomen. Het hof geeft werknemer een bewijsopdracht. De werkgever wordt ook in de gelegenheid gesteld om nader bewijs te leveren over zijn stellingen omtrent de zorgplicht die niet geschonden zou zijn.