Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 19 april 2024
ECLI:NL:RBDHA:2024:10545
Feiten
Werknemer is per 1 oktober 2023 bij Luzac Onderwijs B.V. (hierna: Luzac) in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, in de functie van docent economie. Bij e-mail van 8 november 2023 heeft Luzac aan werknemer voorgesteld om per 31 december 2023 ontslag te nemen tegen doorbetaling van salaris maar met vrijstelling van werkzaamheden. Bij e-mail van 14 december 2024 heeft Luzac aan werknemer laten weten dat hij zijn werkzaamheden kan hervatten in de vorm van het geven van steunlessen. Op 4 januari 2024 heeft Luzac dit bericht nog eens herhaald. Werknemer heeft zijn werkzaamheden (in de vorm van het geven van steunlessen) niet hervat en Luzac heeft vanaf 8 januari 2024 de salarisbetaling aan werknemer stopgezet. Werknemer stelt zich op het standpunt dat hij zonder enige toelichting op non-actief is gesteld en Luzac hem heeft medegedeeld dat deze de arbeidsovereenkomst met hem wil ontbinden. Een en ander acht werknemer ernstig verwijtbaar van Luzac, als gevolg waarvan hij, naast ontbinding van de arbeidsovereenkomst en doorbetaling van het salaris tot het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, de veroordeling van Luzac verzoekt tot het betalen van een billijke vergoeding. Van haar zijde stelt Luzac dat werknemer geweigerd heeft passende arbeid te verrichten als gevolg waarvan Luzac de betaling van het salaris van werknemer heeft stopgezet. Gelet op de ontstane situatie streeft ook Luzac ontbinding van de arbeidsovereenkomst na.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Weliswaar bestaat thans de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst nog wel, maar deze is inhoudsloos geworden. Werknemer heeft immers sinds eind 2023 geen werkzaamheden meer verricht en sinds 8 januari 2024 ontvangt hij ook geen salaris meer, omdat hij zich op het standpunt stelt dat het geven van steunlessen geen passende arbeid betreft. Dat beide partijen vinden dat de arbeidsovereenkomst inhoudsloos is geworden blijkt wel uit het feit dat werknemer als verzoekende partij in deze procedure ontbinding van de arbeidsovereenkomst nastreeft en ook Luzac ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt. Partijen verschillen alleen van mening welke financiële gevolgen ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet hebben. Teruggebracht naar de kern is het de vraag of Luzac redelijkerwijs van werknemer mag verlangen dat hij in plaats van klassikaal onderwijs, steunlessen aan leerlingen van Luzac geeft en of werknemer dat redelijkerwijs mag weigeren. Voor de kantonrechter zijn voor de beantwoording van deze vraag twee argumenten doorslaggevend. In de eerste plaats is dat het gegeven dat het onderwijs dat Luzac biedt particulier onderwijs is, waarbij leerlingen in het voortgezet onderwijs door middel van intensieve begeleiding worden voorbereid op het eindexamen. Deze intensieve begeleiding vindt plaats in kleine klassen en door middel van individuele ondersteuning, waar nodig. Dit uitgangspunt was voor werknemer bekend toen hij zich aan Luzac als docent verbond. Hij wist dus dat van hem intensieve begeleiding van leerlingen verwacht kon worden. In de tweede plaats heeft Luzac onbetwist gesteld dat werknemer in de periode dat hij nog werkzaam was, ook reeds steunlessen had gegeven en daar toen kennelijk geen bezwaar tegen had. Deze twee argumenten bijeengenomen brengen de kantonrechter tot de conclusie dat het geven van steunlessen passende arbeid is, die Luzac terecht van werknemer mocht verlangen. Uit het voorgaande vloeit voort dat werknemer in ieder geval geen recht heeft op doorbetaling van zijn salaris. De kantonrechter ziet voorts geen aanleiding voor het toekennen van een billijke vergoeding. Alle verzoeken van werknemer worden afgewezen en het tegenverzoek van Luzac tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen.