Naar boven ↑

Rechtspraak

Arbeidsongeval (val van bureaustoel/kruk) is te kwalificeren als huis-, tuin- en keukenongeval. Het gaan zitten op een voorwerp is een situatie die een normaal risico inhoudt. Werkgever niet gehouden tot het geven van specifieke instructies dan wel het nemen van specifieke maatregelen.

Feiten

Werkneemster is op enig moment als uitzendkracht gaan werken bij de gemeente Den Haag, in de functie van baliemedewerkster. Op 15 augustus 2022 is werkneemster tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden voor de gemeente gevallen. Op 22 augustus 2022 heeft werkneemster zich ziekgemeld. Zij is ziek gebleven tot het moment dat haar werk als uitzendkracht bij de gemeente eindigde, op 1 februari 2023. Werkneemster verzoekt een verklaring voor recht dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het haar overkomen ongeval. Werkneemster stelt dat zij is gaan zitten op een kapotte stoel van de gemeente. Doordat de armleuning van de stoel afbrak toen zij ging zitten, heeft zij haar evenwicht verloren en is zij achterover gevallen waarbij zij met haar hoofd en rug tegen de muur viel, met lichamelijke klachten tot gevolg. De gemeente voert verweer en stelt onder meer dat werkneemster op een beensteun (een soort kruk op wielen zonder leuningen) is gaan zitten en daarvan af is gevallen. De beensteun was op zich deugdelijk, maar is niet bedoeld om op te zitten. Bovendien is de val van werkneemster te kwalificeren als een huis-, tuin- en keukenongeval, aldus steeds de gemeente.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Hoewel de oorzaak van de val onduidelijk is (een (kapotte) bureaustoel of een beensteun die niet bestemd is om op te zitten), twisten partijen er niet over dat werkneemster is gevallen tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden bij de gemeente. De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een huis-, tuin- en keukenongeval. Het gaan zitten op een voorwerp is op zichzelf beschouwd een situatie die een normaal risico inhoudt zodat een werkgever niet gehouden is tot het geven van specifieke instructies of het nemen van specifieke maatregelen. Van een werknemer mag worden verwacht een inschatting te (kunnen) maken of het voorwerp geschikt is om op te gaan zitten. Gaat het vervolgens mis, dan heeft de werknemer in beginsel ongelukkig plaatsgenomen. Dit is slechts anders indien de werkgever bijvoorbeeld ondeugdelijke voorwerpen ter beschikking stelt. De werkomgeving in kwestie is een kantoorsetting. Werkneemster heeft gesteld dat de bureaustoel waarop zij heeft plaatgenomen kapot was en zij daarom is gevallen. De gemeente heeft evenwel gemotiveerd bestreden dat het een bureaustoel was waarop werkneemster plaatsnam. De gemeente stelt dat werkneemster een beensteun heeft gepakt die niet bestemd is om op te gaan zitten. Daarnaast heeft de gemeente onbestreden aangevoerd dat na de val van werkneemster geen kapotte stoel is gemeld of gezien. Dit betekent dat de kantonrechter niet kan vaststellen dat werkneemster op een ondeugdelijke stoel van de gemeente is gaan zitten waardoor het ongeval heeft kunnen gebeuren. Dat anderszins sprake was van een onveilige werkomgeving, is niet gebleken. De slotsom is dat de gemeente werkneemster niet heeft blootgesteld aan een groter risico dan onder de gegeven omstandigheden verantwoord was en dat het ongeval te wijten is aan de ongelukkige keuze van werkneemster voor dit voorwerp of de ongelukkige wijze waarop zij op dit voorwerp plaatsnam. Dit betekent dat de gemeente de op haar rustende zorgplicht niet heeft geschonden. Afwijzing van de verzoeken van werkneemster volgt. De totale kosten van het deelgeschil worden begroot op € 2628.