Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 18 juli 2024
ECLI:NL:RBOVE:2024:3883
Feiten
Werkneemster is op 1 november 2016 in dienst getreden bij de Stichting Ziekenhuisgroep Twente (hierna: ZGT) in de functie van medisch secretaresse. ZGT is een klinisch ziekenhuis dat vanuit twee ziekenhuislocaties een breed zorgpakket biedt voor patiënten. In april 2022 heeft ZGT een nieuwe leidinggevende van de poli cardiologie aangesteld. De leidinggevende kreeg de opdracht om inzichtelijk te maken wat er niet goed ging binnen de poli cardiologie. De leidinggevende heeft hiervoor kennismakingsgesprekken gevoerd met alle medewerkers van de poli cardio en long en exitgesprekken gevoerd met negen (oud-)werknemers en voormalig leidinggevenden van de poli cardiologie. Op 26 juni 2023 heeft er een gesprek met werkneemster plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek zijn aan haar de resultaten van het onderzoek kenbaar gemaakt en is meegedeeld dat ze niet zou worden betrokken bij het ontwikkeltraject van de afdeling en dat zij wordt overgeplaatst naar een andere afdeling en daar aan een verbetertraject moet beginnen. Op 27 juni 2023 is werkneemster ziek uitgevallen. Er vinden (vervolg)gesprekken plaats waarbij werkneemster onder meer te horen krijgt (a) dat de samenwerking met haar als lastig wordt ervaren, (b) er sprake is van ondermijnend gedrag door haar, (c) dat collega’s een onveilige werksfeer ervaren en (d) dat er sprake is van pestgedrag. Werkneemster wordt in een vervolggesprek bijgestaan door een vertrouwenspersoon. Werkneemster wil praten over terugkeer naar haar werkzaamheden op de afdeling cardiologie. Dit is voor ZGT onbespreekbaar. Werkneemster heeft in mei 2024 een deskundigenoordeel gevraagd. In juni 2024 adviseert de bedrijfsarts gelet op een eerder advies nogmaals een mediationtraject te starten. Werkneemster vordert ZGT te veroordelen om haar binnen 24 uur nadat de bedrijfsarts haar daartoe in staat acht en nadat mediation heeft plaatsgevonden, toe te laten tot haar eigen werk/ de overeengekomen werkzaamheden bij de polikliniek cardiologie, onder verbeurte van een dwangsom. ZGT concludeert tot afwijzing.
Oordeel
Werkneemster heeft tijdens de mondelinge behandeling haar eis gewijzigd. De achtergrond van deze eiswijziging is dat werkneemster wil dat mediation plaatsvindt onder de voorwaarde dat de re-integratie zal plaatsvinden bij de polikliniek cardiologie. ZGT wil dat voorkomen. De kantonrechter is van oordeel dat de eiswijziging niet in strijd is met de goede procesorde en staat deze toe. De kern van het geschil is de vraag of ZGT werkneemster moet toelaten tot het verrichten van werkzaamheden op de polikliniek cardiologie. De kantonrechter overweegt dat te lang sprake is van een vastzittende situatie. De kantonrechter begrijpt dat werkneemster iets aan deze situatie wil veranderen. Dit kort geding met als vordering de wedertewerkstelling is daar op dit moment echter niet de aangewezen route voor. Er is namelijk gelet op de adviezen van de bedrijfsarts en het deskundigenoordeel van het UWV onvoldoende grond om de vordering tot wedertewerkstelling op de polikliniek cardiologie toe te wijzen. Dat neemt niet weg dat ZGT nu ook stappen moet zetten en dat ook al eerder had moeten doen, te beginnen met de mediation. Zelfs als wordt vastgesteld dat ZGT in juni 2023 niet goed heeft gehandeld door werkneemster zonder hoor en wederhoor direct over te plaatsen naar een andere afdeling, kan de vordering tot wedertewerkstelling op de afdeling cardiologie op dit moment echter niet worden toegewezen. In de eerste plaats staat daar het advies van de bedrijfsarts - mediation - aan in de weg. Daarnaast speelt tussen partijen niet alleen de vraag waar werkneemster moet re-integreren, maar ook waar zij - mede gelet op het organisatiebelang - een verbetertraject moet doorlopen. In dit kort geding tot wedertewerkstelling kan niet worden vastgesteld welk verbetertraject werkneemster moet doorlopen en of zij er op dit moment recht op heeft dat verbetertraject op haar eigen afdeling te doorlopen. De vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen. De vordering met betrekking tot de aanvulling tot 100% gedurende het tweede ziektejaar wordt onder verwijzing naar de cao afgewezen.