Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 14 mei 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:1306
Feiten
Werkneemster is op 1 mei 1986 in dienst getreden van KLM. In januari 2017 vond een reorganisatie genaamd High Performance Organization (verder: HPO) plaats binnen KLM Passenger Services. Voorafgaand aan deze reorganisatie was werkneemster werkzaam in de functie van teamleider airside (functiegroep A9). Als gevolg van de reorganisatie is deze functie komen te vervallen. KLM heeft werkneemster niet geplaatst in de nieuwe functie van shiftleader. Partijen hebben vervolgens uitvoerig gediscussieerd over de uitwisselbaarheid van de functie van werkneemster met de functie shiftleader passenger services in gerechtelijke procedures waarin is geoordeeld dat de functies uitwisselbaar zijn. Werkneemster heeft in e-mailberichten van 8 en 26 juli 2019 en een tweetal e-mailberichten van 3 augustus 2019 aan KLM kenbaar gemaakt dat zij aanspraak maakt op de onregelmatigheidstoeslag, of afbouw hiervan, en op plaatsing in de functie van shiftleader of “volledige gelijkwaardige A9, anciënniteit en financiële, in de functie die men nu bekleed”. Uiteindelijk hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin finale kwijting is overeengekomen. Werkneemster vordert achterstallig salaris van KLM. De kantonrechter wijst de vorderingen van werkneemster af. Werkneemster heeft hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Ter afronding van het geschil hebben partijen elkaar over en weer finale kwijting verleend. Werkneemster leidt uit de formulering van het geschil af dat met deze vaststellingsovereenkomst en de daarin opgenomen finale kwijting wel een einde is gemaakt aan de discussie over de boventalligverklaring, maar niet aan die over het als gevolg daarvan haar toekomende (achterstallige) salaris. KLM bestrijdt dit. Werkneemster beroept zich voor haar uitleg op de letterlijke tekst van de vaststellingsovereenkomst. Die tekst houdt volgens haar in dat uitsluitend een regeling is getroffen voor de discussie omtrent de boventalligverklaring, maar niet voor die over het gemiste salaris. Het hof volgt werkneemster hierin niet. Het geschil is in de vaststellingsovereenkomst omschreven als “de vraag of de vorige (vervallen) functie van Werknemer (Teamleider Airside) uitwisselbaar is met de functie Shiftleader Passenger Services, of Werknemer al dan niet terecht door KLM boventallig is verklaard en of Werknemer geplaatst zou moeten zijn of worden in de functie van Shiftleader Passenger Services”. Ter beslechting van dit geschil hebben partijen elkaar over en weer finale kwijting verleend. Uit deze tekst valt niet zonder meer af te leiden dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op de discussie over de boventalligverklaring, en niet op het bij de geclaimde functie behorende salaris. Vast staat dat tussen partijen blijkens de brief van KLM d.d. 23 augustus 2019 twee geschilpunten bestonden, te weten werkneemsters boventalligverklaring bij passenger services en de hoogte van haar salaris en onregelmatigheidstoeslag als cabin attendant. KLM wenste, blijkens haar voorstel d.d. 23 augustus 2019, beide geschillen door middel van een vaststellingsovereenkomst te beslechten. Niet is gebleken dat werkneemster op enig moment nadien en voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op 20 december 2019, aan KLM expliciet en ondubbelzinnig kenbaar heeft gemaakt door middel van de vaststellingsovereenkomst wel het eerste geschilpunt, maar niet het tweede geschilpunt te willen regelen. Indien werkneemster bedoelde met die vaststellingsovereenkomst uitsluitend het eerste geschilpunt te willen oplossen, dan had verwacht mogen worden dat zij dit expliciet aan KLM kenbaar had gemaakt, wat niet is gebeurd. Naar het oordeel van het hof is de uitleg die partijen redelijkerwijs aan de omvang van de finale kwijting moeten toekennen, de door KLM voorgestane uitleg, namelijk dat de kwijting zowel ziet op de discussie over de herplaatsing als op de financiële gevolgen hiervan in de zin van het door werkneemster mogelijkerwijs gederfde loon. Dat betekent dat deze finale kwijting aan de vorderingen van werkneemster in de weg staat.