Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 19 juli 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:5051
Verzoek tot vernietiging ontslag op staande voet wordt afgewezen. Werknemer is niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs.

Feiten

Bij tussenbeschikking van 5 april 2024 is werknemer in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat tussen werknemer en werkgeefster een betalingsafspraak heeft bestaan, inhoudende dat bedrijf 1 € 0,05 per door haar voor bedrijf 2 gereden kilometer aan werknemer in privé heeft betaald/diende te betalen in ruil voor het toekennen en/of behouden van werkopdrachten van bedrijf 2. Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft werknemer bij akte een aantal producties in het geding gebracht. Werkgeefster is van mening dat werknemer niet is geslaagd in het leveren van het opgedragen tegenbewijs. Zij heeft gepersisteerd bij haar stellingen uit het verweerschrift.

Oordeel

De kantonrechter overweegt dat voor het slagen van tegenbewijs voldoende is dat het door de partij op wie de bewijslast rust geleverde bewijs erdoor wordt ontzenuwd. De partij die tegenbewijs moet leveren, hoeft zelf niet iets te bewijzen, maar moet zo veel twijfel zaaien bij de rechter dat deze niet langer meer vermoedt dat de stellingen van de met het bewijs belaste partij juist zijn.

Geen vernietiging ontslag op staande voet

Geoordeeld wordt dat werknemer niet geslaagd is in het leveren van tegenbewijs. De door werknemer aangedragen bewijsmiddelen vormen geen aanleiding te oordelen dat het verwijt dat werkgeefster hem maakt en op grond waarvan hij op staande voet is ontslagen, niet terecht is geweest. Daartoe wordt het volgende overwogen. De authenticiteit van het door werknemer ingebrachte berichtenverkeer en de juistheid van de daarbij gevoegde vertalingen kan niet worden vastgesteld. Maar ook als de kantonrechter ervan uitgaat dat uit die stukken blijkt dat de door werknemer gestelde huurovereenkomst met naam 1 daadwerkelijk heeft bestaan, is niet gebleken van enig verband tussen de door werknemer gestelde huurachterstand en de uit de Whatsapp-correspondentie tussen werknemer en naam 1 volgende betaalafspraken, zoals geciteerd in de tussenbeschikking. Werknemer heeft in de eerste plaats niet duidelijk gemaakt hoe hoog de beweerdelijke huurachterstand van naam 1 aan hem is. Werknemer en zijn echtgenote hebben daarover tegenstrijdig verklaard. Ook de overige door werknemer ingebrachte bewijsstukken leiden niet tot twijfel over de juistheid van de voorshandse beoordeling van de kantonrechter. De door werkgeefster aan het ontslag ten grondslag gelegde dringende reden is daarmee vast komen te staan. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. De feiten en omstandigheden zijn immers van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van werknemer dat, zeker ook gelet op de positie die hij bij werkgeefster bekleedde, als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dat betekent dat werkgeefster geen transitievergoeding verschuldigd is en dat het verzoek van werknemer ook op dit punt zal worden afgewezen. Het concurrentie- en het relatiebeding blijven eveneens in stand nu niet is gebleken dat werknemer hierdoor onredelijk wordt benadeeld. Werknemer dient daarnaast de door werkgeefster gemaakte onderzoekskosten te betalen.