Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 31 juli 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:7647
Loonvordering is afgewezen, aangezien werkgeefster voldoende heeft aangetoond dat zij het verschuldigde loon reeds aan werkneemster heeft betaald. Werkneemster heeft geen deskundigenoordeel in het geding gebracht, waardoor de geldigheid van de loonstop en de rechtvaardigheid van de waarschuwingen niet kan worden beoordeeld.

Feiten 

Werkneemster is op 27 juni 2005 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van schoonmaakster. Per 22 juni 2022 is werkneemster wegens ziekte uitgevallen. Bij brief van 30 augustus 2023 heeft werkneemster een officiële waarschuwing ontvangen wegens het niet nakomen van haar re-integratieverplichtingen. Op 6 november 2023 heeft werkneemster een tweede officiële waarschuwing ontvangen. Bij brief van 20 november 2023 heeft werkgeefster werkneemster uitgenodigd om vanaf 22 november 2023 drie keer per week gedurende twee uur te werken, met regelmatige rustperiodes van vijf minuten per vijftien minuten. Daarbij heeft zij werkneemster gewaarschuwd dat bij weigering van deze werkzaamheden een loonstop zou volgen. Bij e-mail van 23 november 2023 heeft werkgeefster een loonstop aan werkneemster opgelegd. Op 19 december 2023 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om de re-integratie tijdelijk stop te zetten. Op 31 januari 2024 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat de re-integratie weer hervat kan worden. Werkneemster verzoekt veroordeling tot betaling van het (achterstallig) loon over verschillende periodes en een verklaring voor recht dat de gegeven waarschuwingen onrechtmatig zijn en uit het personeelssysteem verwijderd moeten worden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De loonvordering over de periode januari 2023 tot en met juli 2023 moet worden afgewezen, aangezien werkgeefster voldoende heeft aangetoond dat zij het verschuldigde loon reeds aan werkneemster heeft betaald. In de periode augustus 2023 tot en met oktober 2023 zijn (ook) te weinig uren uitbetaald. Dit tekort is gecorrigeerd weergegeven op de loonstrook van november 2023. De betaling hiervan heeft werkgeefster, samen met de betaling van het salaris over de maanden november en december, echter stopgezet vanwege de weigering van werkneemster om mee te werken aan haar re-integratie conform de instructies van de bedrijfsarts. Voor zover werkneemster heeft bedoeld te stellen dat de loonstop niet rechtsgeldig is, heeft zij nagelaten een deskundigenoordeel over te leggen. Daardoor kan de kantonrechter niet vaststellen of werkneemster aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Werkneemster is in zoverre dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de loonstop rechtsgeldig is opgelegd. Bovendien heeft werkneemster bij conclusie van repliek bevestigd dat zij de nabetaling over augustus tot en met oktober 2023 en het salaris over november 2023, tezamen met het salaris van december 2023, heeft ontvangen. De conclusie is daarom dat er geen sprake is van achterstallig loon over de periode van augustus 2023 tot en met oktober 2023 en november en december 2023 en dat de loonvordering moet worden afgewezen. Voor wat betreft de termijnen vanaf januari 2024 heeft werkgeefster aangevoerd dat zij zich genoodzaakt heeft gezien om de loondoorbetalingsverplichting opnieuw stop te zetten vanwege het weigeren mee te werken aan de re-integratie, na werkneemster schriftelijk te hebben gewaarschuwd. Zoals reeds hiervoor is overwogen, heeft werkneemster verzuimd om een deskundigenverklaring in het geding te brengen. Hierdoor kan de kantonrechter de geldigheid van de loonstop niet beoordelen. Daarnaast heeft werkgeefster bij conclusie van antwoord de salarisspecificaties over de maanden januari tot en met december 2023 overgelegd, hetgeen met zich meebrengt dat werkneemster geen belang meer heeft bij de gevorderde salarisspecificaties. Tot slot wordt de vordering met betrekking tot de verklaring voor recht ook afgewezen. De kantonrechter is geen (bedrijfs)arts en kan zodoende geen oordeel geven over de eventuele benutbare mogelijkheden van werkneemster. Daarom kan hij, zonder deskundigenoordeel, ook niet beoordelen of de gegeven waarschuwingen gerechtvaardigd zijn. Iedere partij moet de eigen kosten dragen.