Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 30 september 2020
ECLI:NL:RBGEL:2020:7675
Feiten
New Future Zorg B.V. (hierna: NFZ) heeft op 16 maart 2016 met werker een ‘overeenkomst van dienstverlening zzp'er’ gesloten, op grond waarvan NFZ werker zou bemiddelen voor het verrichten van werkzaamheden als zorgprofessional bij een zorginstelling. Werker heeft, na bemiddeling daartoe door NFZ, zorg verleend aan een cliënt van bedrijf A, de heer B. Sinds september 2018 heeft werker geen werkzaamheden meer via NFZ ten behoeve van de onder de zorg van bedrijf A vallende heer B verricht. Sinds - in ieder geval - december 2018 heeft werker geen werkzaamheden meer voor NFZ verricht. NFZ verzoekt werker te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 30.671,14, omdat werker in strijd met het in de algemene voorwaarden opgenomen relatie- en concurrentiebeding werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van bedrijf A, in het bijzonder de onder diens zorg vallende cliënt, de heer B. Werker vordert NFZ te veroordelen tot betaling aan hem van een bedrag van € 3.874,18 ter zake van een onterecht ingehouden bemiddelingstoeslag van 3,5%. De inhouding is, volgens werker, op grond van artikel 9 Waadi namelijk nietig.
Oordeel
De rechter oordeelt als volgt.
In conventie
NFZ heeft haar vordering gebaseerd op overtreding van artikel 12 van de ‘Algemene Voorwaarden ZZP’, maar de tussen partijen gesloten overeenkomst verwijst naar andere algemene voorwaarden die niet aan de vordering ten grondslag zijn gelegd noch in het geding zijn gebracht. Om deze reden wordt de vordering van NFZ afgewezen.
In reconventie
De Waadi is, volgens de kantonrechter, wel van toepassing. NFZ heeft namelijk niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij als intermediair door bedrijf A werd betaald voor haar bemiddeling van werker, die als gevolg daarvan onder leiding en toezicht van bedrijf A zijn werkzaamheden verrichtte. Dit brengt met zich mee dat NFZ ingevolge artikel 3 dan wel 9 Waadi geen vergoeding van werker mocht vragen ter zake van die bemiddeling. Laatstgenoemde artikelen zijn dwingendrechtelijk van aard, hetgeen betekent dat de overeenkomst – voor zover betrekking hebbende op die bemiddelingsvergoeding – op grond van artikel 3:40 BW vernietigbaar is. De vordering van werker wordt dan ook toegewezen.
NFZ zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten en de nakosten worden veroordeeld.