Naar boven ↑

Rechtspraak

de heer X c.s./opdrachtgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 30 augustus 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:8874
Arbeidsovereenkomst kwalificeert als overeenkomst van opdracht. Nu de werkzaamheden eerst op basis van een overeenkomst van opdracht werden uitgevoerd en deze ten tijde van de opvolgende arbeidsovereenkomst exact hetzelfde zijn gebleven, is niet voldaan aan het gezagscriterium uit artikel 7:610 BW.

Feiten

De heer X heeft met mevrouw Y een elektrotechnisch installatiebedrijf. De heer X heeft in de periode van 1 juni 2020 tot 1 november 2022 werkzaamheden op het gebied van elektrotechniek uitgevoerd voor opdrachtgeefster: in de periode van 1 juni 2020 tot 1 februari 2021 op basis van een overeenkomst van opdracht; van 1 februari 2021 tot 1 juni 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst; en van 1 juni 2021 tot 1 november 2022 weer op basis van een overeenkomst van opdracht. Over de perioden waarin de heer X vanuit zijn eigen bedrijf werkzaamheden voor opdrachtgeefster heeft uitgevoerd, heeft hij facturen gestuurd. In de arbeidsovereenkomst van 1 februari 2021 tot 1 juni 2021 hebben partijen een salaris ad € 5.640 bruto per maand bedongen, exclusief vakantiegeld en dertiende maand. Ook is in de arbeidsovereenkomst een non-concurrentiebeding opgenomen. In onderhavige procedure stelt de heer X onder andere dat hij over de periode van 1 februari 2021 tot 1 juni 2021 geen eindafrekening heeft ontvangen en geen uitbetaling van het vakantiegeld, de eindejaarsuitkering en de opgebouwde vakantiedagen heeft plaatsgevonden. Verder eist de heer X dat voor recht wordt verklaard dat hij het non-concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst niet overtreedt of heeft overtreden, althans dat opdrachtgeefster geen beroep toekomt op dat beding of dat beding geheel wordt vernietigd. Opdrachtgeefster is het niet eens met de vorderingen van de heer X en voert aan dat sprake was van een fictieve arbeidsovereenkomst, die enkel was opgesteld omdat de heer X die arbeidsovereenkomst nodig had om een hypotheek te kunnen krijgen. Opdrachtgeefster eist dan ook dat voor recht wordt verklaard dat de arbeidsovereenkomst wegens dwaling is vernietigd dan wel dat deze door dwaling moet worden vernietigd, met veroordeling van de heer X om het loon terug te betalen. Voor zover de kantonrechter de eisen van de heer X op basis van de arbeidsovereenkomst toewijst, eist opdrachtgeefster een verklaring voor recht dat de heer X vanaf 1 juni 2022 in strijd handelt met het non-concurrentiebeding. Daarnaast hebben beide partijen nog enkele civielrechtelijke vorderingen ingediend.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt met betrekking tot de arbeidsrechtelijke vorderingen als volgt. Er was geen sprake van een arbeidsovereenkomst tussen de heer X en opdrachtgeefster. Daarvoor is van belang dat de heer X in de betreffende periode gewoon is doorgegaan met het uitvoeren van exact dezelfde werkzaamheden als in de periode waarin er tussen partijen sprake was van een overeenkomst van opdracht. Omdat de heer X zijn werkzaamheden vóór 1 februari 2021 zelfstandig (als zzp’er) op basis van een overeenkomst van opdracht uitvoerde en uit het bovenstaande volgt dat daar ná 1 februari 2021 geen verandering in is opgetreden, is voldoende komen vast te staan dat er in de periode van 1 februari 2021 tot 1 juni 2021 geen sprake was van een gezagsverhouding. Dit heeft tot gevolg dat niet is voldaan aan (alle elementen van) artikel 7:610 BW. Daar komt bij dat partijen na 1 juni 2021 op dezelfde wijze zijn doorgegaan, met dien verstande dat de heer X vanaf toen weer facturen is gaan sturen, zonder dat partijen (schriftelijk) uitvoering hebben gegeven aan de vereisten die gelden bij de beëindiging van een arbeidsovereenkomst. De heer X kan, nu geen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst, geen aanspraak maken op vakantiebijslag, dertiende maand of opgebouwde verlofuren. Dat geldt ook voor de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot het non-concurrentiebeding. Ook de tegeneisen van opdrachtgeefster die verband houden met de arbeidsovereenkomst – zijnde vernietiging van deze overeenkomst wegens dwaling en de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van de overtreding van het non-concurrentiebeding door de heer X – worden afgewezen, nu geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.