Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 9 september 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:6370
Arbeidsovereenkomst van zieke werknemer wordt ontbonden wegens (ernstig) verwijtbaar handelen, omdat hij niet op oproepen van werkgeefster, de bedrijfsarts en het UWV reageert. Geen recht op transitievergoeding.

Feiten

Werknemer is sinds 1 januari 2020 in dienst bij werkgeefster als medewerker assembly. Op 28 november 2023 heeft werknemer zich ziek gemeld. In dat kader heeft werkgeefster meermaals in persoon, per (aangetekende) post, per e-mail en per WhatsApp geprobeerd contact te krijgen met werknemer. Ook is werknemer niet verschenen bij de bedrijfsarts, waar hij meermaals voor het spreekuur is opgeroepen. Vanaf 1 februari 2024 heeft werkgeefster werknemer geen loon meer betaald, nadat zij werknemer hier bij brief van 30 januari 2024 voor had gewaarschuwd. Op 5 maart 2024 heeft de deurwaarder beslag gelegd op het loon van werknemer. In dat kader heeft werkgeefster een bedrag van € 730,22 betaald. Verder heeft het UWV op 8 mei 2024, op verzoek van werkgeefster, een deskundigenoordeel afgegeven, waarin het UWV constateert dat zij de re-integratie-inspanningen van werknemer niet kan beoordelen omdat werknemer niet op het arbeidsdeskundig spreekuur is verschenen. In onderhavige procedure verzoekt werkgeefster de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met werknemer op de kortst mogelijke termijn te ontbinden zonder aan hem een transitievergoeding toe te kennen op grond van (ernstig) verwijtbaar handelen dan wel een verstoorde arbeidsverhouding. Ook vordert werkgeefster werknemer op grond van onverschuldigde betaling te veroordelen het loon over de periode van 28 november 2023 tot 31 januari 2024 terug te betalen, omdat werkgever niet heeft kunnen vaststellen dat werknemer daadwerkelijk arbeidsongeschikt was. Dat werknemer niet heeft gewerkt, hoort volgens werkgeefster in redelijkheid niet voor haar rekening en risico te komen. Tot slot vordert werkgeefster het aan de deurwaarder betaalde bedrag terug. Werknemer is niet verschenen.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter ontbindt allereerst de arbeidsovereenkomst van werknemer op grond van verwijtbaar handelen (e-grond). Onder verwijtbaar handelen wordt namelijk mede verstaan het door de zieke werknemer zonder deugdelijke grond niet nakomen van de re-integratieverplichting ex artikel 7:660a BW. De kantonrechter acht het verwijtbaar dat werknemer op geen enkele wijze heeft gereageerd op de pogingen van werkgeefster, de bedrijfsarts en het UWV om met hem in contact te komen. Niet is gebleken dat de mogelijke ziekte van werknemer hierin een rol speelt. De kantonrechter stelt dan ook vast dat werknemer zonder deugdelijke grond herhaaldelijk niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Eveneens kan het handelen van werknemer worden gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar handelen. Om die reden wordt de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn ontbonden en heeft werknemer geen recht op een transitievergoeding. Ten aanzien van de vordering van werkgeefster op grond van onverschuldigde betaling oordeelt de kantonrechter dat deze moet worden afgewezen. Er is namelijk sprake van onverschuldigde betaling als is betaald zonder rechtsgrond. Dat is hier niet aan de orde, nu de arbeidsovereenkomst nog altijd bestond. Verder is ook niet vast komen te staan dat werknemer gedurende die periode ongeoorloofd afwezig was, zodat de rechtsgrond voor de betaling ook niet achteraf is komen te vervallen. Bovendien had werkgeefster ook eerder actie kunnen ondernemen om vast te (laten) stellen of werknemer arbeidsongeschikt was. Het bedrag van € 730,22 moet werknemer wel terugbetalen, nu werkgeefster dit bedrag als voorschot op het te betalen loon normaliter mag verrekenen bij reguliere betaling van het loon, werknemer per 1 februari 2024 geen recht had op loon wegens de loonopschorting.