Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 13 december 2022
ECLI:NL:GHAMS:2022:3539
Feiten
Werknemer is op 8 augustus 2011 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van medewerker cafébedrijf tegen een uurloon van € 12 bruto inclusief vakantiegeld en vakantiedagen. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Koninklijke Horeca Nederland (hierna: de cao) van toepassing. Werknemer is tot 11 juni 2018 in dienst geweest. Bij brief van 19 november 2018 aan werkgeefster heeft de toenmalige gemachtigde van werknemer aanspraak gemaakt op nabetaling van € 13.351,80. Werknemer heeft veroordeling van werkgeefster gevorderd tot betaling van € 47.140,51 bruto. De kantonrechter heeft werkgeefster veroordeeld tot betaling van € 3.812,92 bruto. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld. Bij tussenarrest van 5 april 2022 heeft het hof geoordeeld dat werknemer de klachtplicht ex artikel 6:89 BW heeft geschonden. Het grootste deel van de vorderingen van werknemer tot betaling van achterstallig loon, is afgewezen. Ten aanzien van de feestdagentoeslag en de vakantietoeslag over vakantiedagen zijn partijen in de gelegenheid gesteld een akte te nemen. Werknemer erkent thans dat zijn vorderingen door werkgeefster zijn voldaan, behoudens een vordering van € 217 bruto wegens feestdagentoeslag.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. Nu werkgeefster een gespecificeerd overzicht heeft overgelegd van de volgens haar door werknemer gewerkte uren op feestdagen gedurende de relevante periode, en werknemer zijn stelling dat hij andere of meer uren op feestdagen heeft gewerkt niet of onvoldoende heeft onderbouwd, zal worden uitgegaan van de juistheid van de opgave van werkgeefster. Dit betekent dat de vorderingen van werknemer, voor wat betreft de verschuldigde hoofdsommen, als voldaan moet worden beschouwd met de drie nabetalingen van € 5.671,51 bruto.