Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 25 september 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:9496
Feiten
Werkgever exploiteert openbare toiletten in onder meer de Markthal in Rotterdam. Klanten van de werkgever kunnen via een tourniquet met contant geld betalen. De tourniquets worden regelmatig leeggehaald, waarbij het contante geld in zogenoemde sealbags wordt opgeslagen. Werknemer werkt sinds 1 mei 2019 bij werkgever. De functie van werknemer was areamanager. Werknemer is op 7 februari 2024 op staande voet ontslagen omdat hij enkele sealbags met contant geld van werkgever heeft gestolen. Werkgever vraagt om voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast vraagt werkgever om werknemer te veroordelen om de gefixeerde schadevergoeding, de kosten voor het onderzoek, de advocaatkosten, de buitengerechtelijke incassokosten en het gestolen geld aan werkgever te betalen. Ook wil werkgever dat werknemer wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten. Werknemer heeft gevraagd om werkgever te veroordelen tot afgifte van een bruto-nettospecificatie van de eindafrekening.
Oordeel
Verklaring voor recht en overige verzoeken
De verklaring voor recht wordt toegewezen omdat partijen het erover eens dat werknemer rechtsgeldig op staande voet is ontslagen omdat hij geld van werkgever heeft gestolen. De overige verzoeken (gefixeerde schadevergoeding, schadevergoeding voor het gestolen geld, de advocaatkosten en de kosten voor het onderzoeksbureau) heeft werkgever bestempeld als connexe verzoeken ex artikel 7:686a lid 3 BW. Gelet op de ruime werking die de wetgever heeft bedoeld te geven aan deze wetsbepaling, kunnen deze verzoeken naar het oordeel van de kantonrechter ook in de onderhavige verzoekschriftprocedure worden gedaan.
Gefixeerde schadevergoeding en afgifte specificatie eindafrekening
De gefixeerde schadevergoeding wordt toegewezen. Werkgever wordt tevens veroordeeld tot afgifte van een bruto-nettosalarisspecificatie over de maand februari en de eindafrekening.
Kosten onderzoeksbureau en advocaatkosten en schade als gevolg van verdwenen sealbags
Werkgever heeft onderzoeksbureau CEFA ingeschakeld, nadat was geconstateerd dat er contant geld was verdwenen. De factuur voor de verrichte werkzaamheden bedroeg € 1.500 (exclusief btw). De kantonrechter is van oordeel dat werknemer deze kosten moet vergoeden. Werkgever verzoekt verder om vergoeding van de schade die hij heeft geleden in de vorm van gemaakte advocaatkosten, voor een bedrag van € 3.381 (exclusief btw). Het gaat om kosten anders dan ter voorbereiding van de onderhavige procedure. De kosten moeten wel de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan. Dit betekent dat de kosten redelijk zijn als de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en de gemaakte kosten naar hun omvang ook redelijk zijn. De kantonrechter is van oordeel dat de omvang van de advocaatkosten in de maanden januari en februari (zowel voor wat betreft het aantal uren als het uurtarief) de redelijkheidstoets kan doorstaan. Over de maand maart komen de advocaatkosten niet voor vergoeding in aanmerking. Dit betekent dat een bedrag van € 2.719,50 zal worden toegewezen als schadevergoeding ter zake van advocaatkosten. De inhoud van de geldzakken varieerde van € 980,32 tot € 1.744,16. De gemiddelde inhoud van de geldzakken komt neer op € 1.412,13. Nu de exacte hoogte van het gestolen geld niet kan worden vastgesteld, zal de kantonrechter de schade ex aequo et bono begroten op 6 × € 1.412,13 = € 8.472,78.
Proceskosten
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat veroordeling in de werkelijke kosten van een procedure alleen mogelijk is in ‘buitengewone omstandigheden’, waarbij gedacht dient te worden aan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van een vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dat werknemer in de arbeidsrelatie onrechtmatig tegenover zijn werkgever heeft gehandeld door diefstal te plegen, kan gelet op voornoemd toetsingskader dan ook geen integrale proceskostenvergoeding rechtvaardigen. Wel zal werknemer worden veroordeeld in de kosten van de procedure conform het liquidatietarief.