Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 20 augustus 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:2472
Feiten
Werkneemster is getrouwd geweest met X. X is in april 2023 als beherend apotheker in dienst getreden van Hessen Apotheek B.V. Per 1 juni 2023 is hij tevens benoemd tot statutair bestuurder. Werkneemster is voor de maanden mei en juni 2023 via haar eenmanszaak een overeenkomst van opdracht aangegaan met Hessen Apotheek voor de functie van apothekersassistente. Zij heeft ter uitvoering van die overeenkomst voor Hessen Apotheek gewerkt en tweewekelijks aan Hessen Apotheek gedeclareerd. Deze declaraties zijn door Hessen Apotheek betaald. Na 1 juli 2023 is werkneemster voor Hessen Apotheek blijven werken. Op 7 juli 2023 is zij tegelijk met X op non-actief gesteld, omdat Hessen Apotheek ter ore was gekomen dat X bij zijn vorige werkgever op staande voet was ontslagen op verdenking van fraude en omdat zij hem inmiddels ook zelf van fraude verdacht. Bij brief van 12 juli 2023 heeft Hessen Apotheek aan werkneemster laten weten geen gebruik meer te maken van haar diensten en de overeenkomst, voor zover deze al zou zijn voortgezet, per direct te beëindigen. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat op 28 juni 2023 een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar is overeengekomen met als ingangsdatum 1 juli 2023. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten aanwezig waren voor een arbeidsovereenkomst en heeft de vorderingen van werkneemster (wedertewerkstelling en (door)betaling van loon) afgewezen. Werkneemster heeft hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
Arbeidsovereenkomst
De vordering is gegrond op een schriftelijke arbeidsovereenkomst van 28 juni 2023 ondertekend door X namens Hessen Apotheek en werkneemster. Daarmee is tegenover Hessen Apotheek in beginsel het bewijs van de gestelde arbeidsovereenkomst geleverd. Daaraan doet niet af dat X zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft overschreden; niet langer is in geschil dat de bevoegdheidsbeperkingen geen externe werking hebben en werkneemster niet kunnen worden tegengeworpen. De kantonrechter heeft de overeenkomst voor vals gehouden, omdat die niet is opgesteld volgens het door Hessen Apotheek aan X voorgeschreven model, niet aan Hessen Apotheek is gemeld, niet in het personeelsbestand van Hessen Apotheek is aangetroffen en niet is aangemeld bij de salarisadministrateur en het pensioenfonds. Werkneemster is daar naar het oordeel van het hof terecht tegenop gekomen met de klacht dat de gronden waarop de kantonrechter de overeenkomst voor vals heeft gehouden alleen X in zijn rol van beherend apotheker/statutair bestuurder aangaan. Er is vooralsnog onvoldoende gebleken van aanwijzingen dat werkneemster daar een aandeel in of zelfs maar wetenschap van heeft gehad. Hetzelfde geldt voor de aan X verweten verboden fraude. Het wordt er dan ook voorshands voor gehouden dat werkneemster op de geldigheid van de arbeidsovereenkomst heeft vertrouwd en redelijkerwijs heeft mogen vertrouwen.
Vervaltermijn
Hessen Apotheek gaat voor de aanvang van de vervaltermijn uit van de brief van 12 juli 2023. Die brief laat echter naar zijn inhoud geen andere uitleg toe dan dat daarin de eerdere opdrachtrelatie tussen partijen wordt opgezegd. De brief was dus uitdrukkelijk niet bedoeld als opzegging van de arbeidsovereenkomst. De situatie van artikel 7:686a lid 4 sub a BW doet zich dan ook niet voor en de daarin genoemde vervaltermijn is hier dus niet van toepassing.
Conclusie
Concluderend hebben naar de voorlopige inschatting van het hof de vorderingen in een bodemzaak voldoende kans van slagen, uitgezonderd de vordering tot wedertewerkstelling, nu de arbeidsovereenkomst inmiddels door tijdsverloop is geëindigd. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt Hessen Apotheek tot betaling aan werkneemster van (in hoofdsom) € 9.587,35 aan achterstallig brutoloon.