Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 15 oktober 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:6979
Feiten
Werknemer is op 1 januari 2023 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij werkgever in de functie van marketingmanager. Na onmin met werkgever heeft werknemer vakantie opgenomen in de periode van 20 mei tot en met 27 mei 2024. Op 28 mei 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer en leidinggevende. Leidinggevende heeft tijdens het gesprek aangegeven dat werknemer niet in het Nederlandse team paste en dat werkgever het dienstverband wilde beëindigen. Werkgever heeft werknemer een beëindigingsovereenkomst voorgelegd. Werknemer heeft deze overeenkomst ondertekend. Werknemer heeft per e-mail van 2 juni 2024 aan werkgever aangegeven toch niet in te stemmen met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Werkgever heeft werknemer op 3 juni 2024 op staande voet ontslagen voor het wegnemen dan wel weggeven van bedrijfseigendommen, een melding van de alarmcentrale na activiteit van werknemer in het pand van werkgever na sluitingstijd, het gebruiken van de alarmkaart van een andere werknemer, het (mogelijk) ontvreemden van kleding uit de inventaris, en meer in het algemeen de houding en het gedrag van werknemer. Werknemer heeft ter zitting berust in het gegeven ontslag, maar is het niet eens met de redenen daarvoor. Hij verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding. Ook stelt werknemer andere verzoeken in die samenhangen met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Werkgever vindt dat hij werknemer terecht op staande voet heeft ontslagen. Hij stelt tegenverzoeken in, waaronder een verklaring voor recht dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld en betaling van schadevergoeding.
Oordeel
Schending van de waarheidsplicht artikel 21 Rv
De kantonrechter constateert dat werknemer zowel in het verzoekschrift als in de aanvullende versie daarvan vervalste stukken in het geding heeft gebracht. Werknemer heeft pas op het laatste moment de waarheid verteld, nadat de betreffende stukken uitvoerig ter zitting waren besproken en de zitting in verband met de gestelde vervalste stukken geschorst is geweest. De kantonrechter rekent werknemer deze schending van de waarheidsplicht en de manier waarop hij dit heeft gedaan ernstig aan. De kantonrechter zal financiële consequenties aan de schending van de waarheidsplicht verbinden. Indien het ontslag op staande voet geen stand houdt, betekent dit dat de kantonrechter de schending door zal laten werken in de hoogte van de aan werknemer toe te kennen vergoedingen. Indien het ontslag op staande voet standhoudt, zal de schending doorwerken in de hoogte van de ten laste van werknemer komende proceskosten.
Ontslag op staande voet
De kantonrechter oordeelt dat nadere bewijslevering door werkgever noodzakelijk is om een eindoordeel te kunnen geven over de rechtsgeldigheid van het gegeven ontslag op staande voet. In afwachting van deze bewijslevering worden de beslissingen over de verzoeken die samenhangen met het ontslag op staande voet aangehouden. Dit is daarom een tussenbeschikking.
Overige verzoeken van werknemer
De kantonrechter geeft in deze tussenbeschikking al wel een oordeel over verzoeken die los van het ontslag op staande voet beoordeeld kunnen worden. Ten aanzien van het verzoek tot betaling van loon heeft werkgever overtuigend aangetoond dat hij het loon tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst heeft betaald, zodat de kantonrechter dit verzoek afwijst. Werknemer verzoekt verder betaling van het nog openstaande verlofsaldo van 87 dagen en het tot de einddatum opgebouwde vakantiegeld. De kantonrechter wijst het verzoek tot betaling van het verlofsaldo toe en wijst het verzoek tot betaling van vakantiegeld af, nu uit de loonstaat 2024 blijkt dat het vakantiegeld reeds is uitbetaald. Tot slot wijst de kantonrechter het verzoek omtrent de schadevergoeding voor het vermeend ten onrechte inleveren van de bedrijfsauto (vanwege het ontslag op staande voet) af nu, nog los van de vraag of werkgever de bedrijfsauto wel of niet terecht heeft ingenomen, het causaal verband tussen de inname en de gestelde schade ontbreekt.
Verklaring voor recht en schadevergoeding
De door werkgever verzochte verklaring voor recht en schadevergoeding (op te maken bij staat) worden afgesplitst. Deze onderwerpen moeten verder worden behandeld in een dagvaardingsprocedure.