Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 27 september 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:6868
Administratief medewerkster vordert loon tijdens arbeidsongeschiktheid. Wettelijk minimumloon wordt toegewezen.

Feiten

Werkneemster is op 1 april 2022 in dienst getreden bij haar werkgeefster, een onderneming die onder andere (elektrische) fietsen produceert. Zij heeft een tijdelijk contract als administratief medewerkster voor 24 uur per week, dat tot 31 oktober 2023 liep en daarna stilzwijgend is verlengd. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf van toepassing. Werkneemster is sinds 28 december 2023 arbeidsongeschikt. Conform haar arbeidsovereenkomst heeft zij na zes maanden ziekte recht op 90% van haar loon. Deze 90% komt echter neer op een uurloon van € 13,178, wat lager is dan het wettelijke minimumuurloon van € 13,68. Dit is in strijd met artikel 7:629 lid 1 BW. Daarnaast volgt uit de salarisspecificatie van juli 2024 dat werkgeefster voor ogen heeft om geen korting toe te passen, aangezien het volledige loon daarin is opgenomen. Daarnaast heeft werkgeefster het vakantiegeld dat eind juni 2024 verschuldigd was, niet betaald. Ook ontving werkneemster haar loon over juli 2024 niet. Om die reden vordert werkneemster betaling van zowel het vakantiegeld als haar loon. Verder eist zij de wettelijke verhoging en rente vanwege het niet tijdig uitbetalen van haar loon en vakantiegeld. 

Oordeel

De kantonrechter verleent verstek tegen werkgeefster omdat de dagvaarding op de voorgeschreven manier is betekend en werkgeefster niet is verschenen. Dit betekent dat de kantonrechter de vorderingen van werkneemster beoordeelt op basis van (alleen) de stellingen van werkneemster. Omdat werkgeefster niet is verschenen zijn de vorderingen van werkneemster niet weersproken. De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Werkgeefster is immers verplicht om bij arbeidsongeschiktheid 90% van het loon door te betalen. Dit loon moet minstens gelijk zijn aan het wettelijk minimumloon. Dat werkgeefster het volledige loon in de loonstrook van juli 2024 heeft opgenomen maakt nog niet dat zij er bewust voor heeft gekozen het volledige loon door te betalen. De vorderingen worden dan ook toegewezen. De kantonrechter veroordeelt werkgeefster tegen behoorlijk bewijs van kwijting onder overlegging van een loonstrook, tot betaling van achterstallig loon over de maand juli 2024, achterstallig vakantiegeld tot en met juni 2024 en de wettelijk verhogingen.