Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 16 oktober 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:7016
Feiten
Op 15 oktober 2007 is werknemer als teamlid productie in dienst getreden bij werkgeefster, een familiebedrijf dat zich bezighoudt met het maken en verkopen van bouwmaterialen. In 2019 en 2020 is werknemer langdurig arbeidsongeschikt geweest wegens beperkingen in sociaal en persoonlijk functioneren. Op 17 juli 2023 heeft werknemer zich opnieuw ziekgemeld wegens fysieke klachten aan zijn hand. Vanaf april 2024 is werknemer niet op geplande spreekuren bij de bedrijfsarts verschenen. Ook bleek werknemer onbereikbaar voor werkgeefster en de casemanager. De weinige keren dat werknemer bereikbaar was, was hij volgens werkgeefster agressief. Dit heeft geleid tot vier officiële waarschuwingen en een loonopschorting met ingang van 14 mei 2024. In het dossier van werknemer heeft zijn teamleider genoteerd dat zij begin 2024 de eerste signalen ontving van mentale problemen. Op 27 juni 2024 heeft werkgeefster een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Vervolgens is werknemer eenmaal op het spreekuur van de bedrijfsarts verschenen. Werkgeefster heeft om die reden het salaris van werknemer nabetaald. Daarna is werknemer wederom tweemaal niet op afspraken met werkgeefster verschenen. Met ingang van 2 augustus 2024 heeft werkgeefster het loon van werknemer stopgezet. Op 14 augustus 2024 heeft het UWV aangegeven geen deskundigenoordeel te kunnen geven, omdat werknemer niet was verschenen voor het gesprek met de arts van het UWV. In onderhavige procedure verzoekt werkgeefster de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden op grond van de e-, g- en/of i-grond, omdat werknemer niet meewerkt aan zijn re-integratie, hij onbereikbaar is en niet verschijnt op afspraken bij de bedrijfsarts en werkgeefster. Werknemer heeft tijdens de eerste zitting mondeling verweer gevoerd. Hij voert onder andere aan dat hij vanwege veiligheidsredenen niet bij de bedrijfsarts kon verschijnen, zijn telefoon meerdere malen was gehackt en hij geen telefoon meer had, er iets gedaan was tegen hem en dat uit een scan van zijn gehele lichaam zou blijken waarom hij niet bij de afspraken was verschenen.
Oordeel
De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af en oordeelt als volgt. Tijdens het indienen van het verzoekschrift was werknemer arbeidsongeschikt, zodat het opzegverbod tijdens ziekte als uitgangspunt van toepassing is. De uitzondering van artikel 7:670a lid 1 BW, dat bepaalt dat het opzegverbod vervalt als de werknemer ondanks maatregelen door de werkgever zonder goede reden niet meewerkt aan zijn re-integratie, is niet van toepassing. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen door werknemer geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door zijn ziekte. Hierbij acht de kantonrechter van belang dat werknemer in 2019/2020 psychische problemen had, hij sinds zijn eerste ziektedag arbeidsongeschikt is gebleven, er in april 2014 een ogenschijnlijk plotselinge kentering in de nakoming van de re-integratieverplichtingen door werknemer is ontstaan, werkgeefster een vermoeden heeft dat psychische problemen daarbij een rol spelen, het gedrag op de (eerste) zitting ook doet vermoeden dat sprake is van psychische problematiek en werknemer tussen de eerste en tweede zitting gedwongen is opgenomen voor geestelijke gezondheidszorg. Het opzegverbod tijdens ziekte is derhalve van toepassing. De feiten die werkgeefster aanvoert ter onderbouwing van de gestelde redelijke gronden houden bovendien allemaal verband met de arbeidsongeschiktheid van werknemer of moeten worden geacht hiermee verband te houden.