Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Lelystad), 1 augustus 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:5985
Feiten
Werkneemster is sinds 6 juli 2015 in dienst bij werkgeefster, laatstelijk als storemanager. Op 15 april 2024 is werkneemster op staande voet ontslagen. In dat gesprek heeft werkgeefster aan werkneemster ook een vaststellingsovereenkomst voorgelegd. Die overeenkomst heeft werkneemster diezelfde dag ondertekend, maar op 26 april 2024 heeft zij ontbinding van die overeenkomst ingeroepen. Het door werkgeefster gegeven ontslag was gegrond op fraude en bedrog. Werkneemster zou omzetcijfers hebben gemanipuleerd om de maandelijkse omzetbonus te kunnen innen. Als een storemanager de beoogde omzet haalt, ontvangt hij € 500, voor het overige winkelpersoneel betreft dat € 250. Ook zou werkneemster regelmatig onder werktijd hele dagen niet aanwezig zijn geweest. Werkneemster verzoekt om een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven, en veroordeling van werkgeefster tot uitbetaling van opgebouwde vakantiedagen en vakantiegeld (€ 3.075,68 bruto), een transitievergoeding (€ 11.210,04 bruto), een vergoeding voor onregelmatige opzegging (€ 9.443,36 bruto) een billijke vergoeding (€ 50.000 bruto).
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De arbeidsovereenkomst is door de berusting van werkneemster in het ontslag met ingang van 15 april 2024 geëindigd. Voor de beoordeling of werkneemster de door haar gevraagde vergoedingen toekomen, zal beoordeeld moeten worden of het ontslag van 15 april 2024 op rechtsgeldige wijze is gegeven. Het ontslag op staande voet is onverwijld gegeven. Werkgeefster heeft voortvarend gehandeld. Op 2 april 2024 heeft een collega van werkneemster melding gedaan over misstanden in de winkel. Daarop heeft werkgeefster op 3 april 2024 de winkelmedewerkers gehoord. Werkneemster is op dat moment nog niet gehoord omdat zij op vakantie was. Wel heeft werkgeefster het onderzoek voortgezet. Dit heeft een paar dagen geduurd, waarin bonnen en het planningssysteem zijn onderzocht. De uitkomsten van het onderzoek waren voor werkgeefster op 10 april bekend. Werkneemster is direct na haar vakantie geconfronteerd en heeft haar kant van het verhaal mogen toelichten, hetgeen kwalificeert als voldoende voortvarend. Werkgeefster verwijt werkneemster machtsmisbruik, onjuiste registratie van voorraaddozen, urenmanipulatie (verkeerd registreren van vrije dagen en zondagswerk) en omzetmanipulatie in november 2023 om bonussen te behalen.
Machtsmisbruik en de werkwijze met de voorraaddozen zijn in ieder geval niet vast komen te staan. Ten aanzien van de urenmanipulatie is van belang dat niet is gebleken van een bewuste actie deze dagen vrij te zijn zonder deze als zodanig te registeren. Een officiële waarschuwing voor een onjuiste registratie zou dus meer op zijn plaats zijn geweest. Ten aanzien van de urenmanipulatie geldt dat bewijsmateriaal, zoals een WhatsApp-bericht en verklaringen van collega's, wel aanwijzingen geeft, maar niet overtuigend aantoont dat werkneemster de manipulatie daadwerkelijk heeft uitgevoerd. Verschillen tussen aankoop- en retourbonnen en het feit dat werkneemster op 1 december 2023 niet aanwezig was, maken dat het bewijs voor de beschuldiging vooralsnog onvoldoende is.
Werkgeefster krijgt de opdracht om bewijs te leveren voor de beschuldigingen dat werkneemster ten onrechte heeft geregistreerd om op zondag te hebben gewerkt en dat zij betrokken was bij omzetmanipulatie. Indien werkgeefster in deze bewijslevering slaagt, dan kan dit leiden tot ontslag op staande voet. Slaagt zij niet, dan wordt het ontslag ongeldig verklaard en zal werkgeefster aan werkneemster de gefixeerde schadevergoeding en mogelijk een billijke vergoeding moeten betalen. De kantonrechter bepaalt de hoogte van de vergoedingen na afloop van de bewijslevering.