Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 20 augustus 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:1496
Feiten
Werknemer is op 1 april 2020 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij werkgeefster die een hoveniersbedrijf exploiteert. Op de arbeidsovereenkomst was de cao Hoveniersbedrijf (hierna: cao) van toepassing. Werknemer stelt dat hij te weinig reiskosten betaald heeft gekregen omdat is uitgegaan van een onjuist woonadres. Ook heeft werkgever volgens werknemer geen werkkleding ter beschikking gesteld zodat hij zijn eigen kleding heeft moeten gebruiken. Op grond van de cao meent werknemer recht te hebben op vergoeding van maximaal € 3 per dag aan reiskosten woon-werkverkeer. Werkgeefster heeft in afwijking hiervan aan werknemer 96 kilometer (op basis van het adres in Nieuwegein) à € 0,19 en aldus € 18,24 per dag aan reiskosten vergoed. Ook meent werknemer op grond van de cao recht te hebben op een vergoeding voor werkkleding. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen tot betaling van de kilometervergoeding van € 3.215,37 netto en een werkkledingvergoeding van € 244,65 netto afgewezen. In hoger beroep stelt werknemer dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat niet voldoende gebleken is dat werknemer op het adres in Amsterdam verbleef en niet bij zijn vriendin in Nieuwegein. Werknemer stelt dat hij wel in Amsterdam woonde. Daarnaast heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat werkgeefster werkkleding heeft aangeboden en werknemer daar geen gebruik van heeft gemaakt.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat de grieven falen en dat de vorderingen van werknemer dus terecht zijn afgewezen. Werknemer heeft gesteld dat hij met werkgeefster bij aanvang van het dienstverband heeft afgesproken dat zij de reiskosten van werknemer vanaf zijn woonplaats naar het hoveniersbedrijf in Capelle aan den IJssel vergoedt. Deze afspraak heeft werkgeefster gemotiveerd betwist. Omdat werknemer zich op de rechtsgevolgen van de door hem gestelde afspraak beroept, draagt hij de bewijslast van de afspraak dat de reisafstand Amsterdam - Capelle aan den IJssel per gewerkte dag zou worden vergoed. Werknemer wordt echter niet tot dit bewijs toegelaten omdat hij in hoger beroep slechts in algemene zin een bewijsaanbod heeft gedaan. Het hof ziet ook geen aanleiding werknemer ambtshalve bewijs op te dragen met betrekking tot de inhoud van de tussen partijen gemaakte afspraak. Werknemer heeft bij memorie van grieven niet aangevoerd wat de juiste kilometerafstand zou moeten zijn. Het dan eerst op de mondelinge behandeling in hoger beroep betwijfelen of de door werkgeefster gehanteerde reisafstand wel juist is, is dan ook onvoldoende om niet van reisafstand te kunnen uitgaan. Werknemer stelt dat hem geen werkkleding, die hij nodig had voor de uitoefening van zijn functie, is verstrekt zoals bepaald in artikel 40 van de cao en hij daarom recht heeft op een vergoeding. Ook hier geldt dat werknemer de bewijslast van zijn stelling draagt. Het hof betrekt hierbij de wijze waarop de leden 1 en 3 van de cao zijn geformuleerd. En ook hier zal werknemer bij gebrek aan een voldoende specifiek bewijsaanbod, niet tot bewijs worden toegelaten. Ook hier ziet het hof geen aanleiding ambtshalve bewijs op te dragen.