Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 30 oktober 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:5954
Feiten
Eiser is tot aan zijn pensionering in dienst geweest van de rechtsvoorganger van gedaagde. Tussen partijen is overeengekomen dat door eiser in privé opgebouwd pensioen vanaf 1997 voor toekomstige indexaties mee zou lopen met de pensioenregeling van gedaagde. Tot en met 2008 is het pensioen van eiser geïndexeerd. Eiser heeft in 2011 opheldering gevraagd omdat hij al geruime tijd geen indexatie had ontvangen. De pensioenverzekeraar heeft toen laten weten dat er op grond van het pensioenreglement geen jaarlijkse verplichting bestaat tot indexatie. In 2015 heeft gedaagde afspraken gemaakt met de pensioenverzekeraar. Hierin is bepaald dat gedaagde afziet van toekomstige winstdeling op basis van overrente. Dit is afgekocht met een eenmalige indexering van de pensioenen in 2017. Eiser is toen niet geïnformeerd. Eiser is van mening dat hij recht heeft op (voorwaardelijke) indexering van zijn pensioen. Daarom heeft eiser gedaagde aansprakelijk gesteld voor de gemiste indexatie. Het geheel teniet doen van de indexeringsregeling is volgens eiser in strijd met de redelijkheid en billijkheid en goed werkgeverschap. Eiser voert aan dat het voorzienbaar was voor gedaagde dat er door de beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst en de afkoop van de winstdeling geen indexeringen meer zouden plaatsvinden, terwijl gedaagde wel pensioenen van andere oud-werknemers heeft geïndexeerd. Eiser vordert daarom dat zijn indexatieperspectief wordt hersteld en dat aan de pensioenuitvoerder koopsommen worden voldaan voor zover er indexeringen van het pensioen plaats zouden hebben gevonden. Gedaagde stelt dat eiser de verkeerde partij heeft gedagvaard en beroept zich daarnaast op verjaring en de klachtplicht. Gedaagde voert aan dat als zij al aanvullende koopsommen voor indexatieverlening heeft gestort, dit altijd onverplicht is geweest. Zij stond in 2015 voor de keuze om de winstdeling al dan niet te handhaven. In ruil voor het afzien van winstdeling, wat toen al jaren niet gebeurd was, heeft gedaagde een afkoopsom bedongen en zijn de pensioenen in 2017 eenmalig en voor het laatst geïndexeerd.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Eiser heeft de juiste partij gedagvaard. Gedaagde heeft ervoor gekozen om de winstdeling af te kopen waardoor de kans op indexering van het pensioen van eiser is verdwenen. Van verjaring is geen sprake. De verjaringstermijn begint te lopen op de dag volgende op die waarop eiser met de schade bekend is geworden. Eiser is pas in 2023 op de hoogte gesteld van de afkoop van de winstdeling. De kantonrechter stelt voorop dat de instandhoudingsplicht alleen geldt zolang er pensioenaanspraken worden verworven. Voorwaardelijke indexatie is geen pensioenaanspraak. Dit neemt niet weg dat de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat gedaagde heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of goed werkgeverschap. De kantonrechter overweegt dat uit niets is gebleken dat het initiatief voor de afkoop kwam van gedaagde of dat gedaagde voordeel heeft gehad van de afkoop. Door de afkoop heeft nog eenmalig een indexatie plaatsgevonden. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat eiser door de afkoop wezenlijk nadeel ondervindt: sinds 2008 was er geen sprake meer van overrente en dat werknemer een duidelijk belang had bij het bestaan van de indexeringsregeling is niet aannemelijk. Dat de pensioenen van andere oud-werknemers wel worden geïndexeerd, komt omdat zij een andere pensioenregeling hebben genomen. Gedaagde stort hier niets voor bij. Er is niet gebleken dat sprake is van ongelijke behandeling. Er kan niet worden geconcludeerd dat gedaagde in strijd heeft gehandeld met redelijkheid en billijkheid en/of goed werkgeverschap. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld.