Rechtspraak
Feiten
In het tussenvonnis (AR 2024-1518) heeft de kantonrechter werknemer opgedragen te bewijzen dat hem tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden bij RWM op 3 oktober 2017 een ongeval is overkomen als gevolg waarvan hij letsel aan zijn schouder heeft opgelopen. In verband met deze bewijsopdracht heeft werknemer zichzelf, X, Y en Z als getuigen doen horen. RWM en AB Werkt hebben afgezien van een contra-enquête.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat het bewijs van het verband tussen de schade (lees: het fysieke letsel) en de uitoefening van de werkzaamheden ook na het getuigenverhoor in deze zaak problematisch blijft. Niemand heeft immers waargenomen dat werknemer de kliko heeft opgetild. Hoewel X heeft verklaard dat werknemer liep te puffen toen hij haar na het voorval tegenkwam en zij begreep dat hij last had van zijn schouder, is dit onvoldoende om te kunnen vaststellen dat het letsel hem overkomen is tijdens het optillen van de kliko. Ook is niet uitgesloten dat het letsel “buiten de poort” is veroorzaakt. Uit een operatieverslag blijkt verder dat sprake is van een “veel langer bestaande cuffscheur”. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen niet met de vereiste redelijke mate van zekerheid de te bewijzen feiten voor waar aangenomen worden. Werknemer is er dus niet in geslaagd het aan hem opgedragen bewijs te leveren. De vordering van werknemer dient dan ook afgewezen te worden.