Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 4 september 2024
ECLI:NL:RBLIM:2024:9464
Feiten
Aan werknemer is bij brief van 6 april 2022 door Luchtverkeersleiding Nederland (hierna: LVNL) bevestigd dat hij is aangenomen als student air traffic controller en dat hij wordt opgeleid voor de positie van air traffic controller Beek. Partijen zijn in april/mei 2022 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen. In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat als uit de gegevens naar voren komt dat de ontwikkeling van werknemer onder verwachting is, zijn training wordt beëindigd. Vroegtijdige beëindiging van het studieprogramma leidt automatisch tot het einde van de arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. Deze ontbindende voorwaarde is ook van toepassing als, vanwege andere objectieve redenen, werknemer het studieprogramma niet heeft voltooid of niet langer in staat is om het studieprogramma te voltooien. Werknemer is op 1 september 2022 gestart met zijn opleiding bij LVNL. Op 19 en 20 maart 2024 heeft het opleidingsinstituut aan werknemer en LVNL kenbaar gemaakt dat hij is gezakt voor de APS-opleiding, nog voor het einde van de opleiding. LVNL heeft op 10 april 2024 aan werknemer kenbaar gemaakt zijn opleiding te gaan beëindigen en beroept zich in een brief van 11 april 2024 op de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst. Bij brief van 1 juli 2024 heeft LVNL aan werknemer kenbaar gemaakt dat er geen interne plaatsingsmogelijkheden zijn en dat de arbeidsovereenkomst eindigt met ingang van 1 augustus 2024. Werknemer vordert in kort geding veroordeling van LVNL tot loondoorbetaling.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Kern van het geschil tussen partijen is of de arbeidsovereenkomst van werknemer door LVNL rechtsgeldig is geëindigd met ingang van 1 augustus 2024. Volgens LVNL betekent de beëindiging van de opleiding ook de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat de ontbindende voorwaarde rechtsgeldig is, omdat deze objectief en duidelijk bepaalbaar is. Daarnaast heeft LVNL niet in de hand gehad of de voorwaarde in vervulling is gegaan. Uit de verslagen van het hoofd training specialist blijkt overduidelijk dat het niet goed ging met de opleiding van werknemer. Op 8 maart 2024 heeft zij ook aangegeven dat de kans klein is dat werknemer het gewenste niveau gaat behalen. Het opleidingsinstituut heeft hem daarna meerdere oefeningen gegeven, maar ook dat mocht niet baten. Begin februari 2024 heeft werknemer zelf ook bij LVNL aangegeven dat het minder goed gaat met zijn opleiding. Vervolgens heeft de opleider in maart 2024 bepaald dat werknemer is gezakt voor de benodigde APS-opleiding. Uit het Course Management Report volgt ten slotte dat werknemer van de tien onderdelen er slechts drie heeft behaald. De conclusie is dan ook dat hij niet voldoet aan alle doelstellingen van de opleiding. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de beslissing om werknemer te laten zakken voor de APS-opleiding niet door LVNL zelf wordt en is genomen, maar door de onafhankelijke opleidingsinstantie. Nu die instantie werknemer heeft laten zakken voor de APS-opleiding, mocht LVNL een beroep doen op de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst. Omdat de APS-opleiding niet met succes kon worden afgerond, heeft werknemer de situatie in het leven geroepen, noodzakelijk voor het intreden van de ontbindende voorwaarde. LVNL heeft niet in de hand gehad of de voorwaarde in vervulling is gegaan. De kantonrechter acht het aannemelijk dat het oordeel dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2024 rechtsgeldig is geëindigd, in een bodemprocedure in stand zal blijven. De vorderingen van werknemer worden daarom afgewezen.